Uit het vonnis inzake de vordering tot verbod toepassing van de Kiesregeling, blijkt, dat de Kort Gedingrechter meegaat met de Staat en stelt dat de wetten niet getoetst kunnen worden aan de grondwet. De Kiesregeling is een wet in formele zin. Buiten twijfel staat dat het materiële toetsingsrecht, dit is het onderzoek of de inhoud van de wet verenigbaar is met de Grondwet, aan de rechter niet toekomt, zo werd aangevoerd, aldus bericht Starnieuws vandaag, donderdag 19 december 2019.
De Partij voor Recht en Ontwikkeling, Seti Sranan Politieke Partij, Strei! en Alternatief 2020 hadden een Kort Geding aangespannen tegen de Staat. De vordering om te verbieden, dat de wijziging van de Kiesregeling werd toegepast, is afgewezen door de rechter.
De partijen stelden dat 2/3 meerderheid vereist is om de Kiesregeling te wijzigen. Ook werd gevorderd dat het pre-electorale verbod niet toegepast kan worden bij de komende verkiezingen. De eisers stelden dat op grond van artikel 60 van de grondwet, de wijziging van de Kiesregeling door een ongrondwettige procedure tot stand gekomen is. De rechter oordeelt dat artikel 80 lid 2 van de Grondwet aan de rechter de bevoegdheid tot formele toetsing ontneemt, zoals ook door gedaagde in zijn verweer is aangevoerd.
Ten aanzien van de inhoud van formele wetten – in casu de aangebrachte wijzigingen in de Kiesregeling en het decreet Politieke Organisaties – geldt om die reden een toetsingsverbod aan de rechter.
In het vonnis gaat de rechter gedetailleerd in op de vordering en de verdediging, waarbij ook de beoordeling wordt gegeven.
Rechtspraak.sr(1) by Suriname Mirror on Scribd
Het is vaste rechtspraak, dat het de rechter niet alleen niet is toegestaan wetten in formele zin aan de Grondwet te toetsen, ook toetsing van een formele wet aan algemene rechtsbeginselen valt buiten de bevoegdheid van de rechter. Het redelijkheidscriterium kan in gevallen uitkomst bieden, evenwel zal daarbij de innerlijke waarde of billijkheid van de wet geen beoordeling mogen vinden.
De rechter merkt nog op, dat in het geval van toepassing van het redelijkheidscriterium, terughoudendheid geboden is. Aan die beoordeling komt de rechter evenwel niet toe. Overwogen wordt dat de aangebrachte wijzigingen van artikel I sub B en D van de wet nadere wijziging Kiesregeling van toepassing zijn op elke politieke organisatie die zich zal registreren voor deelname aan de verkiezingen in mei 2020.
De stelling van eisers als nieuwkomers, dat zij over een kortere tijd aan voorbereiding beschikken dan andere politieke organisaties, treft geen doel. Ook in het geval van toewijzing van eisers’ vorderingen is en blijft het vereiste ex artikel 61 lid 2 Grondwet immers onverkort op alle deelnemende politieke organisaties van toepassing, stelt de rechter. Deze grondwettelijke bepaling staat los van de gewijzigde artikelen in de Kiesregeling en het decreet Politieke Organisaties en is reeds vanaf het jaar 2018 effectief voor degenen die zich kandidaat zullen stellen voor de verkiezingen in het jaar 2020.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten