donderdag 4 augustus 2011

Suriname wil deal sluiten met Amerikaanse goudmijnmultinational Newmont - Bedrijf met bedenkelijke reputatie

Newmont in opspraak in Ghana

 


Bedrijf toont nauwelijks respect voor cultuur lokale bewoners
                                                      
04-08-2011  Paul Kraaijer


De Surinaamse regering staat op het punt om via onderhandelingen een contract te ondertekenen met het Amerikaanse goudmijnbedrijf Newmont Mining Corporation, gevestigd in Denver (Colorado). De onderneming wil goud gaan mijnen in het Nassaugebied. Newmont heeft echter een bedenkelijke reputatie als het gaat om schendingen van rechten van inheemsen en het aanbrengen van milieuschade. Een niet onbelangrijk aspect van dit bedrijf dat in Suriname onderbelicht is. (In juli 2006 bleek Newmont overigens al ‘illegaal’ aan het werk te zijn in Suriname. Het bedrijf was samen met Suralco ‘economisch rendabele bomen’ in het Nassaugebied aan het kappen. Dat gebeurde in het kader van onderzoek naar goudvoorkomens. Newmont was niet in contact getreden met de Stichting Bosbeheer en Bostoezicht om de houtkap te melden.)

Koninklijk Mausoleum
Ghanese media berichten deze dagen uitgebreid over de wijze waarop de Amerikaanse goudmijnmultinational Newmont omgaat met de inwoners van de gemeenschap Yayaso in het Birim Noord District in de Oostelijke Regio. In commentaren wordt zware kritiek geleverd op het bedrijf. Newmont Gold Ghana Limited wil een koninklijk mausoleum en diverse heilige graven van dorpshoofden en andere hoogwaardigheidsbekleders ruimen om plaats te maken voor een locatie waar het bedrijf haar afval kan dumpen afkomstig van het Akyem (goudmijn) Project (deze mijn moet in 2013 operationeel zijn). Dat afval zou bestaan uit zo’n 396 miljoen ton gesteente en 116 miljoen ton ijzer dat uit de mijn komt in een periode van vijftien jaar. Het Amerikaanse bedrijf wil de graven, maar ook de bewoners, verplaatsen naar de gemeenschap Adausena een paar kilometer verwijderd van Yayaso. 

‘Newmont Ghana verrijkt buitenlandse witte belangen ten koste van de degradatie van de grond van lokale bewoners, waarbij zelfs de doden niet worden gespaard’, zo luidt een commentaar in de krant The Ghanaian Chronicle op 3 augustus 2011. In de Akan gemeenschappen zijn de doden heel belangrijk. Begraafplaatsen worden gezien als heilige locaties. Een koninklijk mausoleum, zoals in Yayaso, is zo’n gewijde locatie en in iedere Akan gemeente is het zelfs voor de lokale bewoners verboden om er ook maar één voet binnen te zetten. Iedere poging van buitenlanders om zo’n heilige grond te vernielen wordt gezien als een oorlogsverklaring. De bewoners van Yayaso stellen dan ook alles in het werk om Newmont te beletten de graven te ruimen. Het gebruik van geweld door de lokale bevolking wordt niet uitgesloten. Bewoners bewaken het mausoleum en de graven. 
Zij hebben ondertussen steun gekregen van het ‘Centre for Social Impact Studies’ (CeSIS), een onderzoeks- en juridische non-gouvernementele organisatie die gemarginaliseerde gemeenschappen steunt. In een op 1 augustus 2011 uitgegeven verklaring stelt CeSIS dat zij het verachtelijk en afschuwelijk vindt dat een buitenlands multinationaal goudmijnbedrijf het durft om een van Ghana’s meest heilige symbolen van haar tradities en gebruiken, een begraafplaats, te schenden. ‘Met een dergelijke onverantwoordelijke daad, heeft Newmont alle grenzen van fatsoen overtreden door onze tradities en gebruiken te beledigen. Hoe kan zo’n mijnbouwmultinational naar ons land komen en het Koninklijk Mausoleum in een gemeenschap vernietigen?’ De organisatie heeft ook grote moeite met de wijze waarop de politie een demonstratie van inwoners van Yayaso uit elkaar heeft geslagen : ‘De wijze waarop zwaar tot de tanden bewapende politie een kleine gemeenschap heeft bestormd en ongewapende vreedzame inwoners heeft geterroriseerd, geeft reden tot zorg en brengt afschrikwekkende beelden naar boven van Newmont’s staat van dienst als het gaat om mensenrechtenschendingen in andere delen van de wereld. In Peru en Indonesië, waar Newmont ook goudmijnen operationeel heeft, is het bedrijf beschuldigd van de ontvoering en dood van activisten die tegen de mijnbouwactiviteiten waren.’

Peru en Indonesië
In september 2006 werd Newmont in Peru geconfronteerd met hevige protesten van bewoners uit Cajamarca bij de Carachuga goudmijn in het Andesgebergte. De mijn werd zelfs geblokkeerd door bewoners. Watervoorraden van de indianen werden door de mijn gebruikt en ook ernstig vervuild. Ook de Yanacocha mijn in het noorden van Peru werd geblokkeerd.
In Indonesië exploiteerde Newmont sinds halverwege de jaren 1990 een goudmijn te Buyat Bay op Sulawesi. Bewoners van Buyat Bay kregen ernstige gezondheidsproblemen (huidziekten, tumoren), veroorzaakt door het dumpen door Newmont van chemicaliën, waaronder kwik, cadmium en koper in de baai. Ook nam het aantal vissen in de baai drastisch af sinds het storten van mijnafval. De directeur van de Indonesische milieuorganisatie WALHI (Milieudefensie Indonesië), Longgena Ginting, verklaarde in augustus 2004: ‘De Buyat Bay milieuramp laat zien dat mijnbouw gemeenschappen en volksgezondheid vernietigt in plaats van dat de activiteit ten goede komt aan de arme leefgemeenschappen.’ De New York Times berichtte op 5 augustus 2005 onder andere dat Newmont dagelijks 2,000 ton afval (‘tailings’) in de baai dumpte. Overigens bleek, aldus de New York Times, in 2001 uit een eigen intern onderzoek binnen Newmont, dat tussen 1997 en 2001 managers van de mijn toestonden dat 33 ton kwik kon ontsnappen en in de lucht en in de baai terecht kwam.
Begin augustus 2011 heeft een coalitie van milieuorganisaties weer een klacht ingediend bij het Ministerie van Milieu, omdat de vergunning voor het jaarlijks dumpen van 51 miljoen ton afval uit de Batu Hijau goud- en kopermijn op het eiland Sumbawa in de oceaan, op 5 mei is verlengd. Dat afval zou zeer schadelijke gevolgen hebben voor het leven in de oceaan. Newmont heeft op 3 augustus haar Nusa Tenggara’s Batu Hijau goud- en stilgelegd, nadat boze afgewezen sollicitanten de toegang tot de mijn hadden geblokkeerd. Zij zijn het niet eens met de door Newmont gehanteerde sollicitatieprocedure. Ruim 5.500 mensen haddden gesolliciteerd, maar niet meer dan zo’n 230 zijn aangenomen.

Newmont respecteert bevolkingscultuur....
In een redactioneel commentaar in The Ghanaian Chronicle wordt begin augustus 2011 de vraag gesteld of het verstrekken van grote concessies aan bedrijven als Newmont niet moet worden heroverwogen. ‘Goud heeft Ghana bekendheid bezorgd in het verleden, maar het land heeft weinig terug ontvangen om zichzelf te kunnen ontwikkelen. Het land is gedurende vele jaren opgebouwd door arme cacaoboeren. Hun boederijen zijn echter vernietigd, waarna multinationals de natuurlijke hulpbronnen konden plunderen en het milieu vernietigen.’
Volgens Newmont woordvoerder Adiki Ofeibea Ayitevie voert het bedrijf nog gesprekken met leiders van Yayaso en wordt gehoopt op een voor beide partijen acceptable regeling. ‘We erkennen de gevoeligheid van dit issue en we respecteren de cultuur van de bevolking. Niemand zal verplaatst worden, voordat de zaak naar tevredenheid van allen is opgelost.’
Newmont verwacht overigens de bewoners in het voorjaar van 2012 te kunnen verplaatsen en er gaan tweehonderddertig woningen voor hen gebouwd worden. Daarnaast gaat het bedrijf scholen, gemeenschapscentra, onderkomens voor leerkrachten, kerken en een marktplaats bouwen en boeren van wie land door Newmont wordt afgenomen worden met contante betalingen gecompenseerd.

Geraadpleegde bronnen o.a.:
http://www.ngdir.ir/geoportalinfo/SubjectInfoDetail.asp?PID=454&index=176

(Het artikel is op 8 augustus 2011 volledig gepubliceerd op de Amerikaans/Surinaamse nieuwswebsite NoSpang.)