Meeste kinderarbeid jn Coronie (28%), Sipaliwini (24%) en Brokopondo (12%)
Landelijk is 6 procent van kinderen in de leeftijd van vijf tot zeventien jaar betrokken bij enige vorm van kinderarbeid. Op districtsniveau tonen Coronie (28 procent), Sipaliwini (24 procent) en Brokopondo (12 procent) de relatief hogere percentages. Landelijk valt dit hoger uit onder jongens (8 procent) dan onder meisjes (5 procent).
Dit zijn enkele resultaten uit het huishoudonderzoeksprogramma
Multiple Indicator Cluster Survey (MICS 6) dat in 2018 voor de vierde keer is uitgevoerd door het ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting (SoZaVo). Geselecteerde kernresultaten hiervan zijn vrijdag gepresenteerd in het Jacana Amazon Welness Resort, zo bericht de Ware Tijd online zaterdagavond 15 februari 2020.
Het onderzoek werd uitgevoerd tussen 27 maart en 26 augustus 2018. Het aantal kinderen tussen vijf en zeventien jaar dat is onderzocht is 3.967.
Bij
kinderen tussen vijf en elf jaar is er volgens het rapport sprake van kinderarbeid als tenminste één uur economisch werk, 28 uur onbetaalde huishoudelijke taken per week of gevaarlijke werkcondities worden uitgevoerd. Bij
kinderen tussen twaalf en veertien jaar is daarvan sprake als tenminste veertien uur economisch werk, 28 uur onbetaalde huishoudelijke taken per week of gevaarlijke werkcondities worden uitgevoerd.
In de leeftijdsklasse tussen vijftien en zeventien jaar is er sprake van kinderarbeid als tenminste 43 uur economisch werk of onbetaalde huishoudelijke taken per week of gevaarlijke werkcondities worden uitgevoerd.
Economische activiteiten bestaan uit betaald of onbetaald werk voor iemand die geen lid is van het huishouden of werken voor een familieboerderij of bedrijf.
Huishoudelijke taken bestaan uit activiteiten zoals koken, schoonmaken of zorgen voor kinderen, alsook het halen van brandhout of water.
Uit het onderzoek is gebleken, dat het percentage kinderarbeid in de leeftijdscategorie 15-17 jaar het hoogst is met 8 procent. Deze jeugdigen zijn ook het meest betrokken bij gevaarlijke werkomstandigheden vergeleken met de andere leeftijdsgroepen. Het aandeel van de kinderen betrokken bij arbeid is substantieel hoger in het binnenland (18 procent) vergeleken met de urbane regio (4 procent) en de rurale regio (5 procent).
Het MICS-onderzoek heeft verschillende thema's belicht.
Angela Salmo, waarnemend directrice bij SoZaVo, zegt dat de data niet achterhaald zijn gezien het tijdstip waarop het onderzoek is uitgevoerd. Ze legt uit, dat de verwerkingsperiode veel tijd in beslag neemt. Het is de bedoeling dat de data vergeleken worden met eerdere onderzoeksresultaten om op basis daarvan beleid te maken.
Het onderzoek is in samenwerking met het Algemeen Bureau voor de Statistiek uitgevoerd met technische en financiële ondersteuning van het Unicef en de Surinaamse overheid.