zondag 19 november 2006

Laag radioactief afval waarschijnlijk in milieu gedumpt....

Kernafval geen prioriteit in Suriname
Expertise om afval te verwerken ontbreekt

19-11-2006  Door: Paul Kraaijer


ZWOLLE 19-11-2006 – Laag radioactief ziekenhuisafval in Suriname wordt waarschijnlijk in het milieu gedumpt. Tot die conclusie komt Paul Kraaijer uit Zwolle. Sinds juni 2003 doet hij onderzoek naar hoe in Suriname wordt omgegaan met – de opslag van – laag radioactief afval.

Milieu- en afvalbeleid in Suriname staat nog in de kinderschoenen. Er zijn positieve ontwikkelingen waar te nemen, maar op het terrein van gevaarlijke soorten afval ontbreekt veel expertise. Niemand weet überhaupt wat er aan gevaarlijk afval in het land aanwezig is, laat staan in welke hoeveelheden.

Aanleiding voor het onderzoek was het door de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) in Vlissingen op 18 juni 2003 gedane voorstel aan de Tweede Kamer om de voormalige en huidige overzeese rijksdelen van Nederland te helpen bij de opslag van haar kernafval.

Op het moment dat Kraaijer van dit voorstel vernam was hij verbaasd, immers de COVRA doelde in haar voorstel ook op Suriname. Als frequent bezoeker van Suriname vroeg hij zich af wat er in het land aan radioactief afval aanwezig is en hoe dit wordt opgeslagen en hoe ermee wordt omgegaan. Op eigen initiatief startte Kraaijer een onderzoek. Intensief e-mailverkeer met diverse instanties en personen in Suriname heeft alleen de “wetenschap” opgeleverd dat in Suriname slechts enkele radioactieve naalden aanwezig zouden zijn. Die “wetenschap” werd aan Kraaijer in een e-mail in november 2003 medegedeeld door de toenmalige vice-voorzitter van de Nationale Assemblee, mevrouw mr. Ruth Wijdenbosch: "in de industrie en de landbouw wordt geen gebruik gemaakt van radioactieve straling. Tevens is de import en export van radioactief afval verboden volgens het Besluit Negatieve Lijst (wet in Suriname). In het verleden is in de geneeskunde wel gebruik gemaakt van radioactieve naalden voor de bestraling van kanker. Deze naalden zijn door de desbetreffende ziekenhuizen (volgens mijn info slechts een ziekenhuis) “veilig” opgeborgen. …”
,br /> Deze reactie stemde Kraaijer niet tevreden. Er moet meer laag-radioactief afval zijn afkomstig uit ziekenhuizen zoals kleding, handschoenen, verouderde apparatuur, etcetera. Wat gebeurt hiermee?

Tussen juni 2003 en oktober van dit jaar heeft hij gepoogd antwoorden te verkrijgen. Hij heeft contact gehad met onder andere het Nationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling in Suriname (het NIMOS), de Stichting Voor een Schoon Suriname (SVSS), het Bureau Openbare Gezondheidszorg (BOG, onderdeel Ministerie van Volksgezondheid, directeur Lesley Resida), de Surinaamse vertegenwoordiger van de Pan American Health Organisation (PAHO), de International Atomic Energy Agency (IAEA, Wenen, Oostenrijk) en de heer Jules de Kom (toxicoloog, werkzaam in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo). Ook heeft Kraaijer diverse malen de directie van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo via e-mail en gewone post met vragen benaderd. Ondanks herhaalde verzoeken heeft de directie nimmer de moeite genomen om de e-mails te beantwoorden. De laatste brief aan de directeur van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo, de heer Joemmankan, heeft Kraaijer op 22 oktober verzonden. Overigens kampt het Academisch Ziekenhuis Paramaribo met een afvalprobleem. Het ziekenhuis heeft een verouderde verbrandingsoven die de huidige hoeveelheid afval niet meer kan verwerken en aan vervanging toe is. Het ontbreekt echter aan voldoende financiële middelen om binnen korte termijn een nieuwe oven aan te schaffen.

Dat zwijgen van de heer Joemmankhan en het niet verkrijgen van de gevraagde informatie doet het vermoeden versterken dat het gevaarlijke laag radioactieve afval, hoe gering in hoeveelheid ook, met regulier afval in het milieu wordt gedumpt. Uit eigen ervaring en met zijn eigen ogen heeft Kraaijer diverse malen kunnen zien dat in en rond Paramaribo onder andere kapotte vrieskisten, koelkasten, auto’s en ander (huishoudelijk) afval “gewoon” in de natuur wordt gedumpt. Daarnaast wordt veel afval verbrand. Inmiddels heeft Kraaijer uit Surinaamse bron vernomen dat het Academisch Ziekenhuis Paramaribo afval dumpt en/of verbrand in de natuur.

Volgens het United Nations Environmental Programme, opgesteld in een document naar aanleiding van een conferentie in Port of Spain, Trinidad and Tobago, 19 – 22 mei 2003, is de motivatie van mensen, bedrijfsleven en industrie in Suriname om afval in de open lucht te verbranden gelegen in gemak, gewoonte en kostenbesparing. Met klemt stelt de UN dat ziekenhuisafval apart moet worden ingezameld en behandeld, maar daarentegen vormt het in Suriname een onderdeel van het gewone afval uit de stad. Bij verbranding in de open lucht komt ook nog eens dioxine vrij, gevaarlijk voor mens en milieu. Medisch afval vormt door verbranding een van de grootste bijdragen aan de hoeveelheid dioxine in de lucht, aldus de UN. De Surinaamse afdeling van de PAHO doneerde 70 verbrandings”ovens” waarmee onder andere medisch afval, zoals naalden gebruikt in vaccinatiecampagnes, afkomstig van gezondheidsklinieken uit het binnenland van Suriname, kan worden verbrand. Die “ovens” zijn door studenten van het Natuur Technisch Instituut (NATIN) gemaakt van gebruikte oliedrums!

In augustus 2004 bereikte Kraaijer via de Suriname Aluminium Company L.L.C. (SURALCO) per e-mail het bericht dat dit bedrijf in het verleden op verzoek van lokale ziekenhuisinrichtingen uitsluitend gebruikte injectienaalden in haar medische verbrandingsoven in Paranam heeft vernietigd.

“Teneinde echter te voorzien in de behoefte der ziekenhuisinrichtingen (het Diakonessenhuis en het St. Vincentius Ziekenhuis te Paramaribo) werd in de maand april 2002 een medische verbrandingsoven geschonken aan de Stichting WASPAR voor gezamenlijk gebruik door de beide voormelde ziekenhuizen.”

Uiteraard zocht Kraaijer contact met de Stichting WASPAR (Stichting Wasserij Partikuliere Ziekenhuizen). Van de bedrijfsleider van deze stichting ontving hij op 15 augustus 2005 de mededeling dat buiten het Ministerie van Volksgezondheid om geen mededelingen mochten worden gedaan.

Antwoorden bleven uit. Het ministerie reageerde niet.

Van 15 oktober tot en met 8 november 2005 zette Kraaijer zijn onderzoek in Suriname voort. Tijdens het verblijf in Suriname sprak hij met een vertegenwoordigster van het NIMOS, met Jules de Kom en met Lesley Resida (hiervoor genoemd). Kraaijer werd niet veel wijzer. De heer Resida van het Bureau Openbare Gezondheidszorg (Ministerie van Volksgezondheid) kon slechts vertellen dat het onderwerp kernafval geen prioriteit heeft. Deskundigheid ontbreekt, aldus Resida.

In zijn eigen burelen staat oude röntgenapparatuur in een afgesloten ruimte. Wat er mee moet gebeuren weet hij niet. Volgens Resida ontbreekt ook hier de expertise om de apparatuur uit elkaar te halen. Naar aanleiding van het bezoek van Kraaijer zou hij wel zijn superieuren informeren.

Kraaijer wees de heer Resida op enkele ernstige ongelukken in het recente verleden met laag-radioactief afval afkomstig uit ziekenhuizen (Goiânia, Brazilië, september 1987 – Ikitelli, Istanbul, Turkije, december 1998 – Samut Prakan, Bangkok, Thailand, februari 2000). Deze ongelukken hadden ernstige, langdurige en verstrekkende gevolgen voor de volksgezondheid. Zij waren het directe gevolg van inadequate opslag van- en onzorgvuldig handelen met laag-radioactief afval afkomstig uit ziekenhuizen en medische onderzoeksinstituten. Nucleair afval dook op in afvalhopen bij metaalhandelaren, “gewoon” gedumpt. Het afval bleek veelal gebruikt te zijn bij de behandeling van kankerpatiënten. Ten gevolge van die dumpingen overleden mensen, mensen werden ernstig ziek en ledematen moesten worden geamputeerd (daaronder ook niets vermoedende spelende kinderen) De ongelukken hadden allen ook politiek inhoudelijke consequenties en overal werd de vraag gesteld wie nu feitelijk verantwoordelijk was voor de opslag van radioactief afval. Dergelijke ongelukken moeten voorkomen worden, aldus Kraaijer.

Om de druk op te voeren op de directeur van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (om hem eindelijk te bewegen openheid van zaken te geven over de gang van zaken rond radioactief afval in zijn ziekenhuis) heeft de Zwollenaar in de eerste week van november brieven verzonden aan de Surinaamse vertegenwoordiger van de Pan American Health Organization (PAHO) in Paramaribo, aan de World Heath Organization (WHO) in Wenen, Oostenrijk, en aan Paul Somohardjo, voorzitter van de Nationale Assemblee.

Na terugkeer in Nederland ging Kraaijer door met zijn onderzoek. Sinds september van dit jaar heeft hij deze speciale internet weblog opgezet, waarin dagelijks wordt bericht over het milieu- en afvalbeleid in Suriname. Op dit weblog is ook veel informatie te vinden over plannen van de Surinaamse ondernemer Bisram om een kleine kerncentrale te willen bouwen in het district Commewijne. Zo is een opmerkelijke reactie te lezen van Bisram op aan hem door Kraaijer gestelde vragen en van natuurbeschermings organisatie STINASU die Bisram kwalificeert als een “doorgedraaide idioot”.

Kraaijer hoopt eind dit jaar, begin 2007, zijn onderzoek in Suriname voort te kunnen zetten.