zaterdag 29 december 2012

Media maken van Afobakaweg een 'dodenweg'

Over de kop geslagen busje met elf Nederlandse toeristen trekt aandacht NOS en ANP

'Tientallen dodelijke ongelukken in 2011' zijn er 'slechts' vijf.....

27-12-2012  Door: Paul Kraaijer


Paramaribo – Surinamse was Eerste Kerstdag weer eventjes nieuws in Nederland. De aanleiding was een verkeersongeluk op een van de bekende wegen in Suriname, de pas in 2009 van een asfaltlaag voorziene rode bauxiet Afobakaweg, naar het binnenland. Een personenbusje was over de kop geslagen en de inzittenden bleken elf Nederlandse toeristen waarvan er acht lichtgewond raakten en voor slechts eentje was een bezoekje aan een ziekenhuis even noodzakelijk.

Het noodlottige ongeluk gebeurde ter hoogte van het dorpje Marshallkreek, ongeveer tachtig kilometer ten zuiden van Paramaribo. De eerste Surinaamse berichten meldden dat de oorzaak een klapband was en dat vervolgens het busje over de kop was geslagen.
Vermeld werd dat een 25-jarige K.M. naar het Academisch Ziekenhuis Paramaribo moest worden vervoerd. Later, toen Nederlandse journalisten lucht hadden gekregen van het ongeluk, zei een woordvoerder van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken dat die K.M. niet in levensgevaar verkeerde en dat enkele anderen lichte verwondingen hadden opgelopen.

‘De Afobakaweg is enkele jaren geleden geasfalteerd. Sindsdien staat de weg bekend als dodenweg. Er gebeuren veel ongelukken, omdat automobilisten vaak te hard rijden’, aldus berichtte ‘s avonds de NOS in Nederland. Ook de Telegraaf berichtte over het ongeluk, gevolgd door andere media in Nederland.

Verongelukt busje zou te hard hebben gereden
Een van de elf passagiers uit deze bus zocht zelf publicitaire aandacht en plaatste op dezelfde dag nog een reactie op de populaire Surinaamse ‘alles-en-nog-wat’ website waterkant.net, onder een berichtje over het ongeluk. dat de klapband het gevolg was van onverantwoord rijgedrag van de chauffeur. Volgens ene ‘Bart’ had het busje met een snelheid van 120 kilometer per uur over een brug gereden, waardoor deze een klapband kreeg. De chauffeur verloor vervolgens de macht over het stuur.
Kennelijk had die Bart een drang om de wereld te laten weten wat er nu precies op die Afobakaweg was gebeurd. Kennelijk had die Bart goed zicht gehad op de snelheidsmeter in het dashboard voor de buschauffeur......

Via diezelfde website trachtten Eerste Kerstsdag ’s avonds het Nederlandse persbureau ANP en NOS-correspondent in Suriname Harmen Boerboom contact te zoeken met die Bart door deze berichtjes/oproepjes te plaatsen:

Dinsdag 25 december 2012 om 23:19 uur, door David
Beste Bart,
Het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) hoort graag van je wat er precies is gebeurd. Als je je verhaal wilt doen tegenover het ANP, zou je dan een e-mail willen sturen naar nieuwsdienst@anp.nl met daarin het nummer waaop je te bereiken bent?
Met vriendelijke groet,
David

Woensdag 26 december 2012 om 01:34 uur, door Harmen Boerboom
Ha Bart, ook de NOS is geinteresseerd in je verhaal. Wil je me mailen op nos.paramaribo@gmail.com?
Ik ben correspondent in Suriname.
Groet, Harmen Boerboom.

Waarom deden het ANP (die, net als de NOS, ook een eigen correspondent heeft in Suriname, in de persoon van Annelies Brinkman, eindredacteur bij de Ware Tijd en bij het makelaarsblad Surgoed Magazine) en de NOS dit? Mogelijk zaten David en Harmen zich te verkneukelen om een mooi smeuiig sensatieverslag te brengen uit de mond van een ‘slachtoffer’. Mogelijk waren ze journalistiek verblind geraakt door het aantal van elf (Nederlandse toeristen) en waren zij voornemens om van een ongelukje een ramp te maken.

Geen tientallen, maar slechts vijf dodelijke verkeersslachtoffers in 2011.....
Overigens berichtten diverse media ’s avonds Eerste Kerstdag ‘In 2011 vielen er volgens Surinaamse media tientallen dodelijke slachtoffers.’
Geen idee welke Surinaamse media dat zouden hebben gemeld, want in 2011 zijn dus echt niet tientallen dodelijke slachtoffers’ op de Afobakaweg gevallen, neen, slechts vier...... Het gemak waarop Nederlandse media dit hebben vermeld in hun korte artikelen over het ongeluk getuigt van een gebrek aan eigen onderzoek.

Het ANP bleek waarschijnlijk overigens geslaagd te zijn in haar oproep’opzetje’, want dit persbureau meldde nog dezelfde avond dat Bart ene Bart van de Ven uit het Brabantse Boekel is, die in Suriname op vakantie is met familie. ‘De chauffeur reed als een dwaas. Omdat hij zo hard reed, kreeg de bus een klapband. We zijn vier of vijf keer over de kop geslagen. Het is een wonder dat we het allemaal hebben overleefd.’

Niet vermeld wordt of de Nederlandse toeristen tijdens de rit de chauffeur hadden geattendeerd op zijn ‘dwaze’ rijgedrag. Zouden ze met samen geknepen billen op de stoeltjes in het busje hebben gezeten?

Afobakaweg kan geen ‘dodenweg’ worden genoemd
Maar, kan de Afobakaweg werkelijk het stempel ‘dodenweg’ opgedrukt krijgen door vooral ‘journalisten’? Neen, is mijn antwoord en de feiten bewijzen het tegendeel. Natuurlijk, het ‘bekt’ lekker, dodenweg, en nadat de weg was geasfalteerd valt niet te ontkennen dat vele weggebruikers deze weg als een racebaan zijn gaan gebruiken en de bermen als een soort publieke vuilnisdump, terwijl er een maximumsnelheid zou gelden van slechts 40 kilometer per uur. En ja, er zijn sindsdien diverse ongelukjes en ernstige ongelukken geweest, die voor een groot deel te wijten zijn geweest aan onverantwoordelijk en onveilig rijgedrag van weggebruikers. Maar, dodenweg? Neen.

Pas sinds eind 2009 geasfalteerd
De Afobakaweg kent een lange, zanderige, geschiedenis vol ergernissen en frustraties van een deel de naar schatting jaarlijks 20.000 toeristen die via deze bauxietweg hun weg naar het binnenland zoeken, tot het moment waarop in 2009 begonnen werd met de asfaltering. Halverwege januari 2007 werd de weg door toeristen zoveel als mogelijk vermeden door de slechte staat. Bussen, vrachtwagens geladen met zand en boomstammen en auto’s bleven vastzitten in de rode modderpoelen. Vlak voor 18 januari vertrok een voorlopig laatste groep toeristen voor een avontuurlijke reis over de Afobakaweg via Brokopondo naar Sipaliwini.
Gelukkig waren er  toen de eerste geluiden te horen, dat het ministerie van Regionale Ontwikkeling voornemens was de weg te laten asfalteren.

In februari 2009 startte het Chinese asfalteringsbedrijf Dalian met de eerste voorbereidende werkzaamheden voor het asfalteren van de Afobakaweg. Maar, alle begin is moeilijk. Dalian ging in de fout en maakte de weg deels onbegaanbaar, omdat een lateriet van inferieure kwaliteit was gebruikt, waardoor grote modderpoelen ontstonden. Dalian trachtte op Chinese wijze de kuilen te dichten, maar het materiaal dat gebruikt werd bevatte meer klei, waardoor de weg bij de minste en geringste regenbuien nog slechter begaanbaar werd.  Grote gaten in de weg werden met grind dichtgegooid.

Toenmalig president Venetiaan start asfalteringswerkzaamheden
Vier maanden later startte de asfaltering van de Afobakaweg officieel. Het was niemand minder dan toenmalig president Ronald Venetiaan die op 5 juni 2009 ter hoogte van Suralco LCC met assistentie van Dalian-werknemers de eerste meters asfalt walste aan het begin van het 250 kilometer lange wegvak Paranam - Afobaka. Voordat hij het startsein gaf, zei Venetiaan dat de asfaltering een wezenlijke verbetering en het mensvriendelijker maken zou zijn van de wegverbinding met de districten Para, Brokopondo en Sipaliwini. Tijdens de diverse toespraken werd diverse keren gewezen op de verkeersveiligheid en dat de weg niet als racebaan gebruikt moest gaan worden. Voor de weg zou zo’n 200.000 m³ lateriet, 400.000 m³ gradation steenslag en 126.000 ton asfalt gebruikt gaan worden.

De nieuw geasfalteerde Afobakaweg werd 24 november 2009 met veel ceremonieel in gebruik genomen. President Venetiaan sprak daarbij terecht van een mijlpaal. Een paar maanden eerder was echter al een dodelijk verkeersslachtoffer op de weg te betreuren. Een 19-jarige inzittende van een personenbusje verloor 24 september het leven bij een ongeluk tussen Marshallkreek en Klaaskreek. Het busje was onderweg van Paramaribo naar Victora en kreeg, terwijl het vermoedelijk met te hoge snelheid had gereden, een klapband kreeg en vervolgens een aatal malen over de kop sloeg. Een maand later verloor een bromfietser het leven die vanuit een inrit de Afobakaweg op reed. Hij zou geen voorrang hebben verleend aan een met hoge snelheid naderende DAF-truck, die op hem inreed. De vrachtwagenchauffeur werd na het ongeluk door omstanders met een stuk hout mishandeld en moest aan een hoofdwond worden behandeld in een ziekenhuis.

Vlak voor de officiële opening van de geasfalteerde weg was er al kritiek te horen op de duurzaamheid. Directeur Frank Playfair van het bedrijf Sintec, dat samen met Sunecon de directievoering van het asfalteringsprogramma voerde, liet 27 november 2009 weten dat overbeladen en oude langzaam rijdende houtvrachtwagens een gevaar voor die duurzaamheid vormden. De randen van de weg werden al door die trucks aangetast. Dit soort vrachtwagens vormen ook een gevaar voor het verkeer.

Te hard rijen en macht over het stuur verliezen
Vlak na de officiële opening van de van een asfaltlaag voorziene bauxiet Afobakaweg was er al een verkeersongeluk waarbij iemand om het leven kwam. Een 54-jarige automobilist reed op 2 januari 2010 vanuit de richting Powaka in de richting van Paranam en verloor door waarschijnlijk te hoge snelheid de macht over het stuur. De man raakte zwaargewond en overleed drie dagen later.

Bij een verkeersongeluk op 16 november 2010 vloog een auto van de weg en belandde op de kop naast de Afobakaweg. Ook in dit geval reed de bestuurder te hard en verloor de controle over het stuur. Bij dit ongeluk raakten drie inzittenden gewond en werd een baby onder het wrak van de wagen dodelijk verpletterd.

Ook in 2011 was de Afobakaweg het ongevraagde toneel van een paar verkeersongelukken. Het aantal dodelijke slachtoffers bleef echter beperkt tot vijf.
Maar liefst drie auto’s knalden op 20 april op elkaar, waarna de wagens in brand vlogen. Twee inzittenden overleden ter plekke en een derde overleed een dag later in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo. Een van de auto’s bleek te zijn uitgeweken naar de rechterrijhelft en raakte daarbij een tegenligger. Een auto daarachter raakte vervolgens ook bij de botsing betrokken. De brandweer moest gealarmeerd worden om enkele inzittenden uit de wrakken te bevrijden.

Vier ongelukken op één dag op de Afobakaweg. Dat was het geval op 26 september 2011. In totaal werden drie personen met letsels naar het Academisch Ziekenhuis Paramaribo vervoerd.

Op de laatste dag van 2011 verongelukten twee vrouwen dodelijk, ter hoogte van Mast 61. Hun busje raakte van de weg en sloeg over de kop. Uit onderzoek bleek dat de chauffeur van het busje met hoge snelheid had gereden in de richting Atjoni toen hij de controle over het stuur verloor. Drie inzittenden raakten gewond.

Bouterse voorspelt verkeersdoden
President Desi Bouterse verklaarde in de eerste week van februari 2012 dat al bij het ontwerp van de asfalteringswerkzaamheden van de Afobakaweg voorspeld was dat er verkeersdoden zouden vallen. Zo was er bezorgdheid over de breedte van de weg, die slechts zeven meter is. Bouterse liet verder weten dat de politie er alles aan doet om via
voorlichting de weggebruikers erop te attenderen dat zij verantwoordelijker moeten gaan rijden.

In dezelfde maand werd bekend dat het Canadese goudmijnbedrijf IAmGold, eigenaar van Rosebel Gold Mines NV te Brokopondo, veiligheidsvoorzieningen op de Afobakaweg wil mede-financieren. De Canadezen zeiden het aanbod te hebben gedaan, vanwege  haar maatschappelijke betrokkenheid bij de ontwikkelingen in Brokopondo waar ze haar productieactiviteiten heeft en omdat het bedrijf een veiliger weg wil. De regering reageerde enthousiast en liet weten dat in ieder geval  verkeersborden, vangrails, verkeerslichten en andere voorzieningen zoals rumble strips en straatverlichting nodig zijn. Het ministerie van Openbare Werken was al begonnen met de aanleg van pechhavens langs de weg, zodat automobilisten met pech of bij het uitlaten van passagiers kunnen uitwijken en niet op de rijbaan hoeven stil te staan.

Op 8 maart 2012 verloor een inzittende van een auto het leven ter hoogte van Paranam. De auto waarin hij zat was over de kop geslagen. Drie inzittenden werden gewond afgevoerd naar het Academisch Ziekenhuis Paramaribo.

Een personenbusje belandde 17 oktober in de Klaaskreek. Het busje reed in de richting Paramaribo en bij de brug van Klaaskreek stopte deze om tegemoet komend verkeer voorrang te verlenen over de brug. De chauffeur van een achter het busje rijdende vrachtwagen bemerkte te laat dat het busje had afgeremd en knalde achterop waardoor het voertuig in de kreek belandde. Een inzittende van het busje raakte lichtgewond.

Geen sprake van 'dodenweg'
Uit het voorgaande overzicht blijkt dat het aantal dodelijke verkeersslachtoffers op de Afobakaweg meevalt. Van een ‘dodenweg’ is dan ook absoluut geen sprake. Er is wel sprake van onverantwoordelijk gedrag van weggebruikers. Tot die conclusie kwam 5 december 2012 ook het Korps Politie Suriname. Leden van het korps hadden verkeerscontroles gehouden op de Afobakaweg en kwamen tot de slotsom dat te veel automobilisten te hard rijden. Eén automobilist werd bekeurd, omdat die met een snelheid van 134 kilometer per uur over de Afobakaweg ‘reed’....

Kortom, jaarlijks valt slechts een op één hand te tellen, van de in totaal tientallen, dodelijke verkeersslachtoffers op de Afobakaweg. Niemand kan bij het volle verstand beweren dat deze weg een ‘dodenweg’ is. Maar, zoals eerder al gesteld, het ‘bekt’ zo lekker. Het zou ‘journalisten’ sieren om zich van feiten te bedienen en niet om zich heen te slaan met ongefundeerde opmerkingen om een sfeer van ‘angst’ rond de mooie historische Afobakaweg te creëeren.
Verantwoord rijgedrag kan het aantal (dodelijke) slachtoffers op in ieder geval de Afobakaweg tot nul reduceren.....

woensdag 19 december 2012

Heeft Bouterse het nu gezegd of niet....

Het hebben van een voornemen.....

en het journalistieke ontkennen ervan

19-12-2012  COLUMN  Door: Paul Kraaijer


Paramaribo – De media in Suriname besteden deze week nogal wat aandacht aan een door president Desi Bouterse op 4 november in het recreatieoord Colakreek gedane vermeende toezegging inzake een verhoging van de Algemene Oudedags Voorziening (AOV).

Starnieuws: ‘Bouterse kondigt verhoging van AOV aan’
De nieuwswebsite Starnieuws  berichtte op 5 november van dit jaar dat president Bouterse een dag eerder te Colakreek, waar ouden van dagen bijeen waren voor een gezellige dag, daar heeft toegezegd dat er dit jaar nog een verhoging komt van de AOV. Ook in februari volgend jaar zal er ‘een kleine verrassing komen’, althans zo schreef Starnieuws. Zelfs de kop was hierover klip en klaar: ‘Bouterse kondigt verhoging van AOV aan’.
 

Minister Amafo: ‘Helemaal geen AOV-verhoging aangekondigd’
Maar, ruim een maand later, op 17 december, zei minister Alice Amafo van Sociale Zaken en Volkshuisvesting niet begrepen te hebben dat Bouterse beloofd heeft dat er een verhoging komt van de Algemene Oudedags Voorziening. Dit zei ze tijdens de behandeling in De Nationale Assemblee van de begroting voor 2013. Amafo blijkt geen verhoging van de AOV opgenomen te hebben op de begroting van het komende jaar. 
Je kunt je natuurlijk de vraag stellen, waarom deze minister niet eerder heeft gereageerd op mediaberichten waarin werd gesteld dat Bouterse een AOV-verhoging zou hebben aangekondigd.

Natuurlijk leidde de opmerking van minister Amafo tot verbaasde reacties, vooral in de media die tot inzicht hadden moeten komen dat ze foutief bericht hadden. Starnieuws schreef 17 december op haar website onder andere ‘(...) Bouterse had op de 'bigisma dey' op Colakreek op 4 november geïndiceerd dat de seniorenburgers een kleine verhoging zouden krijgen in december en er zou ook iets in februari merkbaar zijn. (...)’ Geïndiceerd, tja, mooi woord, maar zoals bij veel journalisten het geval is, er wordt bar slecht geluisterd en gelezen.

Naar aanleiding van de mededeling van Amafo schreef de Ware Tijd op 18 december: ‘(...) In november verkondigde president Desi Bouterse dat een verhoging er dit jaar nog komt. (...)’ 
De krant bleef volhouden dat de president wel degelijk de bejaarde Surinamers een verhoging van hun AOV in het vooruitzicht stelde.

Misverstand
Op dezelfde dag liet Bouterse weten dat het allemaal om een misverstand ging. Volgens de president sprak hij te Colakreek over de verhoging van de pensioenen van landsdienaren en ambtenarensalarissen en niet over een AOV-verhoging.

Journalist wil zijn gelijk
Ondanks de reactie van Bouterse blijft de Ware Tijd hardnekkig haar gelijk zoeken. In de editie van woensdag 19 december gaat de krant de fout in en duidelijk moge zijn dat daar journalisten werken die teksten bewust of onbewust verkeerd interpreteren en lezen. Een nijvere journalist dacht zo slim te zijn om Bouterse op een fout te betrappen, maar deze journalist leest niet goed. Welke journalist het is is helaas niet duidelijk. Maar hij of zij dacht een snuggere ingeving te hebben en ging eens een kijkje nemen op de website van het Kabinet van de President en vond daar zowaar een berichtje over het bezoek van de president aan Colakreek. De krant vermeldt zelfs dat het berichtje ‘gisteravond nog op de site stond’, voor het geval de president onraad zou ruiken en snel het berichtje zou verwijderen voor het geval een snuggere journalist van de Ware Tijd het zou ontdekken:

‘(...) Echter staat in het verslag de volgende zinsnede; "De president had echter een extra boodschap en gaf tijdens zijn speech aan dat hij en zijn regering voornemens zijn om de AOV wederom te verhogen en dat al voor einde van het jaar. Het verhogen van de AOV is noodzakelijk om onze senioren burgers, die zich ingezet hebben voor de opbouw van Suriname, te verzekeren van een redelijke oude dag". (...)’

‘Voornemens’ zijn.......
Wat heeft de journalist hiermee willen aantonen? Een leugentje van Bouterse, want hij heeft wel degelijk een AOV-verhoging aangekondigd? Neen. Lees het stukje tekst goed. Bouterse heeft nooit gezegd te Colakreek op die 4e november dat de AOV verhoogd wordt. Neen. Hij heeft gesteld dat hij en zijn regering ‘voornemens zijn’ om de AOV wederom te verhogen.
En een voornemen betekent zoveel als 'van plan zijn', 'voor ogen hebben'. Een voornemen hebben betekent dan ook niet, dat hetgeen wordt voorgenomen een vaststaand feit is...... Het is maar net hoe je als journalist bewust of onbewust iets wilt interpreteren, een draai wilt geven......

Colombiaanse goudzoekers gebruiken geen kwik, maar bladeren balsaboom

Surinaamse goudzoekers kunnen voorbeeld nemen

Porknokkers niet zo happig op groene winningsmethoden


19-12-2012  Door: Paul Kraaijer


Paramaribo - De Surinaamse kleinschalige goudzoeker gebruikt voor de winning van goud nog te veel de voor het milieu en de volksgezondheid schadelijke stof kwik. Er zijn echter alternatieven voorhanden, maar veel goudzoekers willen hierin niet investeren.

In Colombia werkt een groep goudzoekers, verenigd in de organisatie ‘Green Gold’ ofwel ‘Groen Goud’, die op een opmerkelijk milieuvriendelijke wijze goud wint. ‘Green Gold’ is onderdeel van een groeiende beweging die duurzame winningsmethoden propageert onder de miljoenen kleinschalige goudzoekers in de wereld die jaarlijks tonnen kwik gebruiken.

In het noorden van Colombia, in het departement Choco, wordt door die groep goudzoekers geen gebruik gemaakt van kwik, maar van bladeren van de balsaboom. Zij winnen al hun hele leven goud met behulp van de bladeren die als een soort zeep vermengd worden met het water in een houten pan. Lichte mineralen hechten zich aan het mengsel van bladeren en worden weggespoeld met achterlating van zwaardere mineralen zoals goud.

De goudzoekers krijgen meer inkomen, onder andere door het Fairtrade- en ‘Fairmined’-programma, door op deze milieuvriendelijke wijze goud te winnen. Zij krijgen een premie van tien procent bovenop de internationale prijs voor goud en die premie moeten ze in hun bedrijf investeren of gebruiken om hun gemeenschap te ontwikkelen.

Om in aanmerking te komen voor een Fairtrade-label moeten goudmijnbedrijven voldoen aan strikte voorwaarden, zoals het niet meer gebruikmaken van kinderarbeid, het zorgen voor gezondheids- en veiligheidstraining voor alle goudzoekers en regulering van het gebruik van chemicaliën. Het goud wordt gebruikt door zogenoemde ‘ethische juweliers’ die één procent vormen van de wereld juwelenmarkt. In 2011 werd de eerste Fairtrade-ring in Londen gemaakt met goud uit Bolivia.

De Fairtrade-beweging hoopt op samenwerking met veel goudzoekers in Latijns-Amerika, Afrika en Azië, maar dat proces verloopt moeizaam. Ondanks de premies voor milieuvriendelijk gewonnen goud, blijkt het nog steeds makkelijker en winstgevender te zijn om goud te winnen met behulp van grote hoeveelheden kwik. Tot nu toe hebben slechts 1.400 goudzoekers in Colombia, Peru en Bolivië zich bij het Fairtrade- en ‘Fairmined’-programma aangesloten.

Ook in Suriname blijkt er nauwelijks animo te zijn voor ‘eerlijk’ gewonnen goud. Het Wereld Natuur Fonds Guianas (WWF Guianas) hield al op 22 april 2010 een internationale workshop over een mogelijk Fairtrade-label voor de kleinschalige goudwinningssector. Vandaag de dag wordt er nog geen enkel Fairtrade-product in Suriname geproduceerd.

donderdag 13 december 2012

Slapen de Surinaamse Assembleeleden?

Saca Punta weer gespreksonderwerp in parlement 

NDP-Assembleelid Jabini sprak half september al over kansspel

13-12-2012  Door: Paul Kraaijer


Paramaribo - Het kansspel Saca Punta lag vandaag, donderdag 13 december 2012, weer onder vuur in het parlement. De naam is ethisch onaanvaardbaar, zo sprak het Assembleelid Marinus Bee (ABOP), die deze zaak aanzwengelde. Hij bracht naar voren dat hoewel het bij dit kraslot om een Spaanse benaming gaat, het woord ‘punta’ in Suriname een andere betekenis heeft, aldus bericht de Ware Tijd.

Maar, het is niet Bee die ‘deze zaak’ heeft aangezwengeld, zoals de krant stelt.

Al half september van dit jaar was het zijn NDP-collega Hugo Jabini die hier aandacht voor vroeg. ‘Wat de grens van het moreel ethische overschrijdt, moet vermeden worden’, zei Jabini een paar maanden geleden, in reactie op een radiospot voor het kansspel Saca Punta, waaraan de samenleving aanstoot bleek te hebben genomen. Kennelijk is destijds met de opmerkingen van Jabini niets gedaan.
Bee is gewoon weer beginnen te jammeren over een issue dat dus een paar maanden geleden door een collega al tevergeefs werd aangekaart. Zijn collega’s in de Assemblee hebben of half september of vandaag zitten slapen. Niemand heeft vandaag gesproken over datgene dat door Jabini in september al naar voren was gebracht. Assembleeleden hebben wellicht een korte termijn geheugen....

Ook nu gaat het weer over radiocommercials die zijn ingesproken. Bee stelt vandaag, dat de manier waarop die zijn ingesproken, het bewijs zou zijn dat de naam Saca Punta verwijst naar de Surinaamse ‘schunnige’ betekenis.

Hij drong er bij de regering op aan in overleg te treden met de organisatoren van deze loterij om de naam te veranderen. Maar, waarom zouden de organisatoren dat nu wel doen? In september hebben ze ook de kritieken gelaten over zich heen laten komen.

Bee kreeg bijval van zijn collega in het parlement Harish Monorath van Nieuw Suriname, maar die waarschuwde wel voor onbesuisde acties van de overheid. Hij verwees naar een incident enkele maanden geleden, waarbij het ministerie van Handel en Industrie een importeur verbood de energiedrank ‘Cocaïne’ nog langer te verkopen., omdat de naam zou kunnen duiden op de aanwezigheid van cocaïne in het drankje. De ondernemer stapte met succes naar de rechter.

Volgens Monorath, naast parlementslid ook advocaat, zijn er in Suriname nog geen wettelijke regels om maatschappelijk onaanvaardbare namen van producten te verbieden. Zorgvuldig optreden van de overheid in voorkomende gevallen is daarom geboden. Hij pleit voor regelgeving.

Het wederom aanzwengelen van Saca Punta zorgt in ieder geval weer voor de nodige reclame voor dit kansspel. Je vraagt je af of het zinvol is, gelet op het feit dat sinds Jabini aandacht vroeg voor dit kansspel er kennelijk niets mee is of tegen gedaan door de regering.   

De woorden van Bee zullen ook snel in de vergetelheid geraken, in tegenstelling tot Saca Punta. Er zijn belangrijker zaken in Suriname waar een Assembleelid aandacht voor zou kunnen vragen, maar het is natuurlijk met Saca Punta makkelijk scoren......., en niet winnen.

dinsdag 4 december 2012

Natuurbeschermingorganisaties en bedrijven slaan handen ineen

Samen duurzaam biodiversiteit en milieu beschermen zonder Milieuwet
  
04-12-2012  Door: Paul Kraaijer


Surinaamse bedrijven die op een duurzame wijze willen vergroenen, moeten niet wachten op het moment dat eindelijk , na vele jaren, de Milieuwet door de Nationale Assemblee is aangenomen. De bereidheid om te vergroenen is nu bij bedrijven aanwezig. Dat zegt Annette Tjon Sie Fat, directeur van de natuurbeschermingsorganisatie Conservation International-Suriname (CI-Suriname). ‘En is de Milieuwet eenmaal aangenomen, dan wordt het een lastig verhaal om naleving daarvan goed te controleren.’

CI-Suriname werkt nauw samen met de Suriname Conservation Foundation (SCF) om Surinaamse bedrijven op een zo efficiënt mogelijke wijze te helpen in een proces om te vergroenen.
De SCF is een duurzaam milieufonds, dat zich inzet voor de bescherming van de biodiversiteit in het algemeen en in de beschermde gebieden van Suriname in het bijzonder.
De stichting heeft in 2010 met tien Surinaamse bedrijven overeenkomsten gesloten om een proces van vergroening op gang te brengen. Dat gebeurde in het kader van het SCF Green Partnership Program. Het doel van dit unieke partnerschap met de Surinaamse bedrijven is om gezamenlijk te werken aan de bescherming van de natuur en de biodiversiteit. Het gaat om de bedrijven De Surinaamsche Bank N.V., Telesur, C. Kersten en Co. N.V., N.V. Grassalco, Fernandes Concern Beheer N.V., de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij N.V., VSH United, Assuria Verzekeringen, IAmGold en Staatsolie Maatschappij Suriname N.V.. De milieuorganisatie tekende op 22 december 2011 een samenwerkingsovereenkomst met De Hakrinbank N.V..

Volgens de directeur van de Suriname Conservation Foundation, ir. L.C. Johanns, zijn er in de strategische ontwikkeling van de diverse bedrijfsorganisaties grote uitdagingen op het gebied van behoud van de biodiversiteit en milieubescherming. De SCF wil in het bedrijfsleven, in de bedrijven zelf en daardoor in de nationale economie, een proces van vergroening op gang brengen. Mede daardoor zal de opkomende economische sector in ons land, het eco-toerisme, een stevige impuls krijgen, aldus Johanns. Het doel van het partnershap met de Surinaamse bedrijven is, om samen te werken ter bescherming van de natuur en de biodiversiteit. En juist om deze uitdagingen het hoofd te bieden, hebben zij te kennen gegeven het noodzakelijk te vinden om zowel in hun bedrijfsbelang als in het algemeen Surinaams belang, samen te werken met de Suriname Conservation Foundation. Dat is te lezen op de website van de SCF. De heer Johanns bleek voor dit artikel niet bereikbaar te zijn voor enig commentaar.

CI-Suriname biedt de SCF haar expertise aan. De organisatie is een lokale afdeling van de grote internationale organisatie Conservation International in  Arlington, Virginia (de Verenigde Staten), die in meer dan dertig landen vestigingen heeft. CI heeft als missie het beschermen wereldwijd van de natuur en biodiversiteit.
Volgens Tjon Sie Fat moeten de samenwerkingsovereenkomsten met de Surinaamse bedrijven nog verder uitgewerkt worden. Ze benadrukt dat dat niet iets is dat van de ene op de andere dag gerealiseerd kan worden.
‘De Surinaamsche Bank was een van de eerste bedrijven die heeft ingezet op een vergroeningsproces. De bank adviseert onder andere kleine bedrijven om groen te produceren. Bij het verstrekken van leningen kan de bank daarover van gedachten wisselen met een bedrijf.’ In haar Jaarverslag 2011 meldt de bank het belangrijk te vinden om natuurbescherming  te bevorderen en om de Surinaamse natuurlijke hulpbronnen duurzaam te benutten.
De Suriname Conservation Foundation was van 7 tot 10 november 2011 gastheer van de RedLAC 13e General Assemblee 2011. RedLAC (Red de Fondas Ambientales de Latinoamérica y el Caribe) is een netwerk van Latijns-Amerikaanse en Caribische milieufondsen. Ruim honderd vertegenwoordigers van lid- en niet-lidfondsen woonden de bijeenkomst bij. Aanwezig was onder andere een vertegenwoordiging van de Surinaamse partnerbedrijven die lid zijn van het SCF Green Partnership Program. De Surinaamsche Bank hield vanwege haar visie met betrekking tot het vergroenen van de Surinaamse economie, een presentatie voor het internationaal gezelschap.

Tjon Sie Fat: ‘Het is een complexe materie, omdat bedrijven die hebben aangegeven te willen vergroenen, allemaal hun eigen specifieke producten produceren of aanbieden. Ieder bedrijf zal dus moeten worden voorzien van uiteenlopende adviezen door de SCF of door CI-Suriname.’ In haar Jaarverslag 2010 meldt Telesur bijvoorbeeld dat zij in het kader van de samenwerking met de SCF een bijdrage aan het milieu wil leveren door  gebruik te maken van energie zuinige apparatuur en het gebruik van natuurvriendelijke energiebronnen zoals zonnepanelen.  
De directeur van CI-Suriname wijst op samenwerkingsovereenkomsten die de hoofdvestiging van Conservation International (CI) in de Verenigde Staten heeft afgesloten met grote bedrijven. Specifiek noemt zij als voorbeeld Starbucks, de van oorsprong Amerikaanse keten van koffiehuizen, waarmee CI al sinds 1998 samenwerkt. Met het project 'Coffee and Farmer Equity (C.A.F.E.) Practices’ worden productiemethoden van koffieboeren in vooral Chiapas, Mexico, en Sumatra, Indonesië, ondersteund die uitstoot van koolstof tegengaan, belangrijke leefgebieden met plant- en diersoorten beschermen en agrarisch gebied beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering.

Maar, in 2011 verschenen er plotseling kritische berichten in internationale media over sommige samenwerkingsverbanden tussen CI en grote bedrijven.  Zo werden overeenkomsten aangegaan met bedrijven als Shell, BP, Newmont, Chevron, BHP Billiton en zelfs met Northrop Grumman, een Amerikaans wapen- en vliegtuigfabriek.  Op dit moment voert het Amerikaanse goudmijnbedrijf Newmont onderhandelingen met de Surinaamse regering, omdat het goudmijnbedrijf twee grote goudmijnen in het Nassaugebied wil gaan opzetten. 
Tjon Sie Fat: ‘Het gaat natuurlijk om overeenkomsten met onze hoofdvestiging in Amerika. Als Surinaamse vestiging staan wij daar los van. Maar, het is goed dat die overeenkomsten er zijn, omdat je dan als organisatie die grote bedrijven kunt monitoren als het gaat om hun duurzaam, groen beleid. Maar, CI had alleen van 2005 tot 2009 een samenwerking met Newmont. Na de milieuramp in de Golf van Mexico werd de relatie met de Britse oliemaatschappij BP teruggedraaid tot slechts financiële steun voor het Conservation Leadership Programme, een programma dat wordt uitgevoerd door een aantal verschillende organisaties (Conservation International, Fauna & Flora International, the Wildlife Conservation Society en Birdlife International). Dit programma financiert jonge mensen, voornamelijk uit ontwikkelingslanden, om natuurbehoudsprojecten ten behoeve van bedreigde soorten uit te voeren. Als Conservation International Suriname hebben wij echter geen enkele samenwerkingsovereenkomst met welk bedrijf dan ook.’ 

Annette Tjon Sie Fat spreekt lovend over de Fernandes Bottling Company. ‘Dit bedrijf is de lokale producent van het Amerikaanse merk Coca Cola. Hierdoor is het bedrijf al gehouden om zich te houden aan de strikte Amerikaanse regels als het gaat om bijvoorbeeld milieuvriendelijk produceren.  Zo is er een eigen zogenoemde Waste Water Treatment Plant. Afvalwater wordt biologisch behandeld en weer bruikbaar gemaakt. Het bedrijf heeft ook een petflessen recyclingprogramma en werkt voor de inzameling van petflessen nauw samen met stichting Suwama (Suriname Waste Management) en stichting Samarja.’  In eerste instantie werden de lege petflessenversnipperd en verder verwerkt in de betonindustrie. Ook werden de versnipperde deeltjes in bulk verpakt en verscheept naar een grote recyclingplant in het buitenland. Nu is er de samenwerking met Suwama en Samarja. Fernandes zorgt voor incentives naar scholen toe en de petflessen worden daar opgehaald door die stichtingen. Het voordeel hiervan is, aldus Fernandes, dat de flessen niet blijven liggen langs de straten en dat het bedrijf op deze manier haar bijdrage levert aan het schoonhouden van het milieu.


De Waste Water Management Treatment Plant werd in een periode van achttien maanden gerealiseerd en kostte in totaal 1.700.000 Amerikaanse dollars. De helft hiervan werd voor rekening genomen door het Amerikaanse Coca Cola en de andere helft door Fernandes. De verwerkingscapaciteit van het systeem bedraagt vijfhonderd kubieke meter afvalwater per dag.
Verder stelt Fernandes op een effici
ënte wijze gebruik te maken van papier, water, energie en andere hulpbronnen. Fernandes wil zelfs in Suriname toonaangevend zijn op onder andere het gebied van milieu.

In een reactie laat de directeur van Fernandes Bottling Company N.V., Bryan Renten, weten een paar grote uitdagingen te zien op het gebied van behoud van de biodiversiteit en milieubescherming. Renten: ‘Het gebruik van kwik in de goudwinning, houtkap die niet op duurzame wijze plaatsvindt, afvalverwerking in zijn algemeenheid zoals het ontbreken van een ‘Sanitary Landfill’ alsmede de verwerking van giftige materialen en de bescherming van onze waterbronnen.’ Daarnaast noemt Renten nog een paar specifieke milieuspeerpunten van zijn bedrijf: ‘Momenteel halen wij circa vijf tot tien procent van all onze petflessen terug uit de markt via ons scholenprogramma en overige initiatieven. De target is vijftig in de komende 5 jaar. Verder werken wij aan de vermindering van gebruik van grond- en hulpstoffen en verpakkingsmateriaal, zoals het gebruik van lichtere flessen (minder plastic), hergebruik van karton, minimaliseren van papier verbruik, etcetera. Maar, ook het verminderen van het gebruik van koelmiddelen die niet ozon afbrekend zijn en het stimuleren van het gebruik van oplaadbare batterijen.’

Maar, op dit moment is het een gegeven dat er vanuit de Suriname Conservation Foundation nog geen sprake is van welk controlemechanisme dan ook. Wanneer bedrijven door een samenwerkingsverband aan te gaan met de SCF zichzelf een soort ‘groen keurmerk’ opleggen, dan zouden die bedrijven op naleving van hun vergroeningsproces moeten worden gecontroleerd. Het is nu nog onduidelijk of een dergelijke controle in de nabije toekomst in het leven gaat worden geroepen door de SCF.

Conservation International is overigens vooral bekend geworden door haar zogenoemde wereldwijde veldonderzoeken. Zo werd in 2006 een onderzoek uitgevoerd op het Nassau Plateau, in het oosten van Suriname. Ruim een jaar later haalden de resultaten van dit veldonderzoek wereldwijd de nieuwspagina’s. Er werden vierentwintig nieuwe diersoorten ontdekt, waaronder de inmiddels beroemd geworden fluoriscerende blauwe kikker (‘atelopus’). Vier jaren later, in 2010, werd een veldonderzoek verricht in een gebied in de omgeving van het Trio-dorp Kwamalasamutu in het diepe zuiden van Suriname. In januari 2012 werd bekend dat tijdens dat onderzoek zevenenveertig nieuwe diersoorten waren ontdekt en in totaal werden er bijna dertienhonderd soorten geregisteerd. Het zijn dit soort onderzoeken die Conservation International in zekere zin wereldfaam bezorgen en dus ook de Surinaamse afdeling. Tjon Sie Fat onthulde nog dat eind maart een veldonderzoek werd afgerond in het Grensgebergte. ‘Het hele zuidelijke gebied van Suriname is biologisch zeer interessant en grote gebieden zijn nog nooit door een mens betreden.’ Het zal nog vele maanden duren voordat de uitkomsten van het meest recente veldonderzoek wereldkundig zullen worden gemaakt. Na het veldonderzoek in het Grensgebergte zullen zeker nog andere veldonderzoeken in het Surinaamse Amazonewoud in het uiterste zuiden van het land worden gehouden.

Annette Tjon Sie Fat kan een glimlach bij dit onderwerp niet onderdrukken. Het zijn toch dit soort ‘fieldtrips’ waar de kracht van Conservation International ligt. Het wereldwijd ontdekken en onthullen van de geheimen die de biodiversiteit eeuwenlang voor de mens verborgen heeft weten te houden in de meest afgelegen gebieden op de planeet aarde.


Noot:
Dit artikel werd door mij al in maart/april 2012 geschreven voor het tweemaal per jaar verschijnende United Magazine. Het blad is echter met een aanzienlijke vertraging pas in de laatste week van november 2012 verschenen nummer sept. 2012/feb. 2013.

maandag 3 december 2012

Staatsolie wil Suriname 'groen laten rijden'

Staatsolie zet te Wageningen suikerrietplantage op

03-12-2012 Door: Paul Kraaijer


Paramaribo – Staatsolie Maatschappij Suriname N.V. wil Suriname ‘groen’ laten rijden. In december 2010 is het bedrijf gestart met een proefproject bij Wageningen (district Nickerie) om diverse soorten suiker te testen op eventuele bruikbaarheid voor de productie van de milieuvriendelijke plantaardige biodiesel, ethanol. Daartoe kocht Staatsolie 12.600 hectare grond van de Stichting Machinale Landbouw (SML) waar een geautomatiseerde suikerrietplantage is opgezet. Staatsolie ziet de toekomst zonnig en groen tegemoet.

Voordat Staatsolie met dit project startte werd in 2009 een conceptstudie uitgevoerd waarvan het resultaat positief was. In de volgende, tweede, fase wordt een zogenoemd ‘solutions study’ uitgevoerd, een studie waarin agrarische en industriële aspecten centraal staan en milieueffecten.

- Het agrarische deel van de studie wordt uitgevoerd door het Britse Brooker Tate (te Thame, Oxfordshire), een bureau dat de afgelopen vijftig jaren in honderdtwintig landen ongeveer vijftienhonderd studies heft uitgevoerd op het terrein van ethanol, suiker, bio-energie en andere agrarische projecten. De industriële aspecten worden onderzocht door Aker Solutions dat haar hoofdkantoor heeft in Noorwegen. Het bureau heeft vestigingen in de hele wereld, waaronder drie in Brazilië. Volgens een eigen persbericht van de vestiging van Aker Solutions in het Amerikaanse Houston van 9 september 2009 is een ‘project management consultant contract’ getekend met Staatsolie voor de uitbreiding van de raffinaderij.De Nederlandse vestiging te Zoetermeer zou het project ondersteunen. -

In een reactie laat Dominique Van Dijk, Coördinator Wageningenproject bij Staatsolie, weten dat op dit moment, maart 2012, de solution studies worden afgerond voor het industrieel deel en het agrarisch deel.  ‘Als deel van de agrarische solution studie worden de resultaten van de veertien suikerrietvariëteiten geanalyseerd. In de industriële solution studie worden alle aspecten die te maken hebben met het opzetten van een fabriek onderzocht. Er zijn veel opties bestudeerd die gericht zijn op de productie van ethanol, suiker en elektriciteit. Verder wordt er een zorgvuldige milieu- en sociale effectenanalyse gedaan om zowel de positieve als de negatieve effecten van dit project op mens en milieu vast te stellen. Dit in lijn met Surinaamse richtlijnen en internationale standaarden. ‘

Om de resultaten van de proefaanplant (in totaal acht hectare) te kunnen bestuderen is een jaar uitgetrokken. Als die resultaten positief zijn kan de bouw van de raffinaderij – om suikerrietssap om te kunnen zetten naar ethanol – starten. Staatsolie verwacht vervolgens dat de eerste ethanol rond 2015 verkrijgbaar is. 
Staatsolie wil leidend zijn in de duurzame ontwikkeling van de energie-industrie in Suriname en daarmee ook een belangrijke bijdrage leveren aan de vooruitgang van de Surinaamse samenleving. Van Dijk: ‘Aan de hand van de uitkomst van de solution studies en milieu- en sociale effectenanalyse zal worden besloten over te gaan tot de productie van ethanol. Indien de productie van suiker en elektriciteit extra waarde toevoegt aan het project zal dit ook worden overwogen.’

Het belangrijkste agrarische onderdeel van de tweede onderzoeksfase is het proefproject in Wageningen. Een proefareaal werd beplant met 80.000 suikerrietplantjes van verschillende soorten uit Guyana, Brazilië, Guatemala, Colombia en Barbados. De proefaanplant moest aantonen welke suikerrietvariëteiten het meest geschikt zijn voor Suriname.  De jonge aanplant werd in een laboratorium gekweekt, om ziekten te voorkomen. In Brazilië werden plantjes vermeeerderd en vervolgens naar Suriname geëxporteerd waar ze bij het plantvermeerderingsbedrijf Phyto-Tech in Commewijne konden groeien tot ze rijp genoeg waren om in het proefveld geplant te worden.

‘Het proefveld ziet er anders uit dan de rijstvelden in Nickerie: in de grond staan tientallen witte genummerde paaltjes en honderden watersproeiers die met elkaar verbonden zijn door dunne, zwarte, irrigatiebuizen. Op een deel van het proefveld van dertig hectaren waaien de suikerrietplantjes gezond en vrolijk mee met de wind. Zo’n 25 mannen en vrouwen uit Wageningen hebben werk gevonden in deze fase van het proefproject. Na een training door buitenlandse experts zijn zij ingezet bij de dagelijkse werkzaamheden, zoals het planten en verzorgen van de aanplant.’ Woorden uit het eerste nummer in 2011 van Staatsolie Nieuws.

Staatsolie is de weg naar groene biodiesel opgegaan, omdat het bedrijf een toekomstvisie heeft en zich ervan bewust is dat aardolie niet hernieuwbaar is en op een moment op is. Volgens het bedrijf heeft de zoektocht naar andere brandstoffen om de plaats in te nemen van de producten die uit aardolie worden gemaakt, onder andere biobrandstoffen opgeleverd die wel hernieuwbaar en milieuvriendelijker zijn. Die brandstoffen worden vervaardigd uit natuurlijke producten als pinda, zonnebloemzaad, cassave, pinda, rijst, soja, suikerriet en maïs. Oliën of het sappen uit dergelijke gewassen kunnen goed verwerkt worden tot ethanol (alcohol, geschikt als brandstof. Suikerriet heeft echter de hoogste opbrengst heeft in liters per hectare. In onder andere Brazilië en de Verenigde Staten en sinds 1 januari 2007 ook in Nederland wordt ethanol ook vermengd met gewone benzine. Het geschikt maken van auto's voor het rijden op ethanol vergt maar een zeer kleine aanpassing.

Staatsolie maakte in september 2011 bekend dat het haar biobrandstofproject in Wageningen zou gaan uitbreiden. Volgens directeur Mark Waaldijk verliepen de proeven goed en zelfs beter dan het bedrijf had verwacht. De proeven met suikerruit moeten komend jaar gereed zijn en zal Staatsolie de knoop doorhakken of zij commerciële activiteiten voor de export gaat ontwikkelen. Opmerkelijk was dat een paar maanden eerder president Desiré Bouterse zich niet bepaald lovend uitliet over het unieke project van Staatsolie. Tijdens een bijeenkomst in Nickerie zei hij onomwonden geen vertrouwen in het biobrandstofproject te hebben. Bouterse: ‘Onmogelijk. Nooit niet. Van zijn leven niet. Kan niet rendabel zijn. Ik ken het biodieselproject.’ Deskundigen van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij en het Kabinet van de President waren van oordeel dat het gehele project zou moeten verhuizen naar het Corantijngebied. In dat gebied zouden de bodemgesteldheid en de waterinfrastructuur beter zijn. Daarenboven begonnen rijstboeren in de nabijheid van het proefproject van Staatsolie te klagen dat zij last hadden van de operaties van het bedrijf. Voor wat betreft een eventuele verhuizing naar het Corantijngebied is Dominique van Dijk in een reactie helder: ‘Vooralsnog zal het project zich beperken tot Wageningen voor suikerrietproductie. In de toekomst zal er mogelijk naar andere geschikte gebieden worden gezocht.’

Met de hoge olieprijzen en de wereldwijde toenemende behoefte aan energie is de vraag naar ethanol toegenomen. Brazilië telt ruim driehonderd ethanolfabrieken. In januar 2012 werd echter bekend dat door slechte oogsten in het land er een tekort aan suiker voor bio-ethanol is ontstaan: een probleem voor het land dat wereldwijd de grootste producent is van ethanol uit suikerriet. Vrijwel alle bio-ethanol in Nederland is afkomstig uit Brazilië. Staatsolie zou in de nabije toekomst een belangrijke speler kunnen worden in het internationale veld van ethanolproducenten. 

Maar, is Suriname over een paar jaar gereed om werkelijk ‘groen’ te gaan rijden? Op deze vraag volgt een uitgebreide reactie van de Coördinator Wageningenproject bij Staatsolie, Dominique van Dijk: Het is de bedoeling dat een deel van de productie van ethanol bestemd is voor het mengen met de gasoline uit de nieuwe raffinaderij waaruit hoogwaardige gasoline zal ontstaan en het ander deel voor export. In eerste instantie zal de gasoline in Suriname een bepaalde mix worden met de ethanol, die voor de ‘normale’ auto’s in Suriname geen probleem oplevert. Deze mix zorgt er al voor dat de gasoline ‘groener’ wordt. Indien er meer flex-fuel auto’s in Suriname zullen komen, zal ook gereden kunnen worden op 100% ethanol, zeer ‘groen’ dus, zoals dit ook al tientallen jaren in Brazilië het geval is. De overheid zou dit kunnen faciliteren, zodat de klant een incentive heeft om groener te rijden. Indien er ook suiker wordt geproduceerd zal de ruwe suiker worden geëxporteerd, de afzetmarkten hiervoor worden in beeld gebracht. Deze suiker is niet geschikt voor consumptie. Een mogelijkheid voor een volgende fase om meer waarde aan het product toe te voegen is het produceren van geraffineerde witte suiker en andere soorten consumptiesuikers uit de ruwe suiker, die dan zeker ook op de lokale markt zullen worden gebracht. Daarnaast zou ook nog eens elektriciteit opgewekt kunnen gaan worden uit het uitgeperst suikerriet - dat ook bagasse wordt genoemd naar de Braziliaanse benaming. De elektriciteit zal voor de fabriek worden gebruikt en daarnaast geëxporteerd worden naar de huishoudens en bedrijven in het district Nickerie. Ook wordt de mogelijkheid bekeken om uit de bagassevezels bouwmaterialen, zoals fiber boards, te maken. Bij de productie van ethanol komt ook CO2  vrij tijdens de fermentatie. Deze CO2 kan op zijn beurt in toekomst dienen als voedingsstof voor de productie van bio-diesel uit algen.Een reeds lang ingezette energie- en milieuvriendelijke trend in de wereld is namelijk om te zorgen voor een bijna volledige benutting van alle afval en andere bijproducten uit verwerkingsprocessen. De doelstelling is dus dat alles van de suikerrietplant efficiënt benut zal worden. Dit levert ook zogenaamde ‘Carbon Credits’ op, vanwege de CO2 uitstootreductie.’
De reactie laat duidelijk het enthousiasme zien binnen het bedrijf om bij te dragen aan een nog groener Suriname.

In januari van dit jaar verschenen er plotseling berichten over een tekort aan ethanol in Brazilië, veroorzaakt door enkele slechte suikerrietoogsten. Zou Suriname - en dus Staatsolie - in de toekomst een belangrijke speler kunnen worden in het internationale veld van ethanolproducenten? 

Van Dijk: ‘De initiële ethanolproductie in Suriname zal nog niet op een dusdanig niveau zijn dat wij een belangrijke internationale speler zullen zijn, maar is voornamelijk gericht op de lokale behoefte van ethanol voor menging in gasoline. Indien het project zich in positieve zin zal bewijzen dan zal dit natuurlijk als voorbeeld dienen voor investeringen in vervolgprojecten en kan Suriname de productie verhogen en een belangrijkere speler worden, met name in de Caribische regio. Onze bedrijfscultuur is er een van kijken in de toekomst en anticiperen op veranderingen.’

‘Kijken in de toekomst’, dat doet Staatsolie absoluut met haar groene plannen. ‘Anticiperen op veranderingen’, ook dat doet het ambitieuze en groene Staatsolie. Hèt groene voorbeeld voor Suriname.


Noot:
Dit artikel werd door mij al in maart/april 2012 geschreven voor het tweemaal per jaar verschijnende United Magazine. Het blad is echter met een aanzienlijke vertraging pas in de laatste week van november 2012 verschenen nummer sept. 2012/feb. 2013.