zondag 11 september 2011

Kleine Chinquapin vliegt jaarlijks van Canada naar Suriname

Regenwulp overleeft zware orkanen op weg naar overwintering

11-09-2011  Door: Paul Kraaijer


Paramaribo – Jaarlijks vliegen vele tienduizenden trekvogels wereldwijd naar hun vaste overwinteringsgebieden. Onder de massale hoeveelheid trekvogels bevindt zich de kleine Chinquapin. Het kleine Canadese vogeltje vliegt ieder jaar zo rond augustus en september naar Suriname om daar te overwinteren. Chinquapin overleefde in 2010 en 2011 op zijn barre en extreem lange reis vele zware winden en zelfs heuse orkanen. Dit klinkt als een sprookje, maar dat is het niet. Op dit moment rust het vogeltje uit op Eleuthera, één van de Bahamas eilanden.

Chinquapin is een van een gps(satelliet)-zender voorziene ongeveer vier jaar oude regenwulp (Numenius phaeopus – Surinaams: krombek) die met tienduizenden soortgenoten jaarlijks Canada verlaat om te gaan overwinteren in de kuststrook van Suriname. Voor het eerst liet de kleine vogel van zich horen op 27 september 2010.  Amerikaanse media berichtten dat Chinquapin in vijf dagen nonstop ruim 5.687 kilometerl had gevlogen van de Amerikaanse staat Georgia naar de monding van de Coppenamerivier in Suriname. De reis van het vogeltje, niet groter dan een duif, werd als ‘verbazingwekkend’ omschreven.

Georgia
Chinquapin werd op 22 mei 2010 in Georgia voorzien van een gps-zender om informatie te verzamelen over de migratieroute van regenwulpen. Het onderzoek wordt verricht door biologen van het ‘Georgia Department of Natural Resources’ in samenwerking met het ‘Center for Conservation Biology’ van het ‘College of William & Mary’. Het eerste deel van de reis van de kleine regenwulp ging naar de Hudson Bay in Canada, iets ten zuiden van de noordelijke Poolcirkel. In de zomer verbleef Chinquapin op Coats Island in de Hudson Bay. Op 5 augustus 2010 vloog hij 965 kilometer naar het zuiden, naar Quebec en over de Amerikaanse staat Maine om vervolgens verder te vliegen boven de Atlantische Oceaan.  Rond 8 augustus raakte het vogeltje verzeild in de uitlopers van de orkaan Colin, ongeveer 483 kilometer ten oosten van Bermuda. Het gps-signaal van Chinquapin werd vervolgens weer opgevangen op 10 augustus. De regenwulp bleek zich te bevinden op een strand in het noordwesten van Puerto Rico, bij Playa de Isabela. Maar, Puerto Rico was niet de eindhalte voor de vogel. Na twee weken ‘vakantie’ vloog hij 2.100 kilometer over Grenada naar Suriname, de overwinteringslocatie voor vele duizenden vogels, ook regenwulpen.

Populatie regenwulpen in VS daalt
Tim Keyes, werkzaam bij het ‘Department of National Resources Wildlife Resources, Division’s Nongame Conservation Section’, laat in een reactie weten dat Chinquapin op dit moment de enige regenwulp is die in Georgia werd voorzien van een zender, maar dat er ook nog drie regenwulpen zijn die in de staat Virgina een zender hebben gekregen. Keyes: “Alle van een zender voorziene vogels uit Georgia en Virginia overwinteren op de noordoost kust van Zuid-Amerika – van Venezuela tot Brazilië. Ik weet dat Chinquapin heeft overwinterd in Suriname in gebieden met modderige gronden en mangroves. Alhoewel regenwulpen niet echt zeldzaam zijn, daalt hun aantal drastisch en dat leidt tot enige zorgen. Volgens mij bestaat de huidige populatie in Noord-Amerika uit ongeveer 60.000 vogels.”

Chinquapin overleeft Irene
Ook nu is de kleine Chinquapin onderweg naar Suriname en wist hij de gerenommeerde Amerikaanse krant USA Today zelfs te halen. De vogel heeft de orkaan Irene overleefd. Chinquapin verliet Southhampton Island in het hoge noorden van Canada op zaterdag 20 augustus, vloog over New England en vervolgens over de oceaan waar hij op 23 augustus verzeild raakte in uitlopers van Irene. Op dit moment komt Chinquapin bij op het eiland Eleuthera, Bahamas, om binnenkort door te vliegen naar de kuststrook van Suriname.

Gps-zender geen last
Fletcher Smith, onderzoeksbioloog verbonden aan het ‘Center for Conservation Biology.
The College of William and Mary/Virginia Commonwealth University’ in het Amerikaanse Williamsburg (Virginia), is een van de onderzoekers die Chinquapin van een zender heeft voorzien. Volgens hem zijn tussenstops, als op de Bahamas, zeer belangrijk voor regenwulpen. “Ook Suriname. Daar hadden we acht regenwulpen met een gps-zender die allemaal verschillende periodes in het land bleven uitrusten om vervolgens verder zuidwaarts te vliegen. Ze kunnen zich in de drassige kuststrook van Suriname te goed doen aan krabben. Alleen Chinquapin bleef overigens in Suriname om te overwinteren. Vorig jaar overwinterde Chinquapin in het Coppename Natuurreservaat, zo’n vijftig kilometer ten westen van Paramaribo”, aldus Smith.
Smith: “Alle regenwulpen vliegen jaarlijks de route van Canada  naar Zuid-Amerika. Het merendeel overwintert in Brazilië en eenderde van de populatie overwintert in Suriname, Guyana en Frans Guyana. De meeste regenwulpen met een zender arriveren in Suriname en Guyana, verblijven daar een maand om bij te komen en vliegen dan door naar het kustgebied van Brazilië om definitief te overwinteren. We hebben slechts twee ‘zender-vogels’ gehad die overwinterden in Suriname en eentje in Guyana.  Op een speciale website is de trek van regenwulpen te volgen.” Op de vraag of Chinquapin geen hinder ondervindt van de zender op zijn rug antwoordt Smith: “Nee hoor, de zender vorm geen last voor de vogel. De op zonne-energie werkende zender weegt 9,5 gram en dat is minder dan drie procent van het gewicht van de vogel. Een van een zender voorziene regenwulp vliegt, eet en gedraagt zich zoals al zijn soortgenoten.”

Arie Spaans ‘vogel-autoriteit’
Volgens Fletcher Smith is er in Suriname één iemand met zeer veel kennis over vogels in het land en ook specifiek over de regenwulp: bioloog Arie Spaans. Spaans wordt door de Amerikaan zelfs als een ‘autoriteit’ op dat gebied omschreven.
Natuurlijk vraagt dit om een persoonlijke reactie van Arie Spaans. “Ik wil niet beweren dat ik de autoriteit ben wat betreft de vogels van Suriname, maar dat geldt zeker wel voor de Amerikaanse steltlopers of snippen zoals we die in Suriname noemen. Daar doe ik al meer dan 40 jaar onderzoek naar.” 
Maar wie is Arie Spaans? Zelf zegt de Nederlander in Suriname ‘wel eens gekscherend te zijn aangeduid als een Surinamer met het verkeerde paspoort’. “ Ik ben beroepshalve in de vogels en dan met name de kustvogels van Suriname geïnteresseerd. In april 1970 kwam ik in Suriname aan om, voor wat nu de afdeling Natuurbeheer van de Dienst 's Lands Bosbeheer (LBB) heet, een inventarisatie te maken van alle kustvogels van Suriname  en een antwoord te geven op de  vraag ‘zitten alle belangrijke kustvogels in de tot dan toe aangewezen natuurreservaten langs de kust, en zo niet wat is daarvan de reden’. Dat betekende niet alleen eindeloos vogels zoeken en tellen - te voet, vanaf boten en vanuit de lucht- , maar ook ecologisch onderzoek starten naar de belangrijkste groepen kustvogels en dat zijn ibissen, reigers, eenden en steltlopers.” Spaans vertrok terug naar Nederland toen in 1973 zijn contract was afgelopen. Maar, twee jaar later kwam hij weer terug in Suriname om voor LBB veldonderzoek te doen ten behoeve van een nieuwe Jachtwet en Jachtbesluit. In 1977, na afloop van het contract,  keerde hij terug naar Nederland, omdat hij daar een baan als ornitholoog kon krijgen bij het toenmalige Rijksinstituut voor Natuurbeheer  in Arnhem, het huidige Alterra in Wageningen. Tot 1990 keerde Spaans jaarlijks op verzoek van Natuurbeheer voor kleine missies terug naar Suriname. Daarna pas weer in 2000. Spaans: “Toen heeft de toenmalige directeur van STINASU, Harrold Sijlbing, mij gevraagd een vertegenwoordiging van STINASU in Nederland op te zetten. Dat werd de Stichting Vrienden van STINASU. Onze missie is tenslotte geworden fondswerving voor concrete natuurbeschermingsprojecten van STINASU en organisaties waarmee zij samenwerkt. Vandaar onze relatie met Natuurbeheer nu. In 2003 publiceerde ik bij STINASU de Kustvogels van Suriname, in 2009 - met Otte Ottema en Jan Hein Ribot als co-auteurs -  voor het WWF Guianas een ‘Annotated Checklist of the Birds of Suriname’ en nu schrijf ik met die twee co-auteurs  een ‘Field Guide to the Birds of Suriname’.

Over de regenwulp laat Spaans weten dat die het hele jaar door aanwezig is in Suriname. “De grootste aantallen zijn er te vinden van augustus tot oktober , maar een deel  trekt door naar meer zuidelijker gebieden. Die maximumaantallen bedragen enige duizenden. Een extrapolatie gebaseerd op verschillende tellingen langs de kust leverde in de  jaren zeventig een schatting op van enkele duizenden voor de hele kust. Een recente schatting gaat uit van 7.000 tot 10.000 krombekken. De soort lijkt redelijk stabiel in aantal sinds de jaren zeventig, in tegenstelling tot verschillende andere snipsoorten. Jonge vogels vliegen aan het einde van hun eerste levensjaar niet of niet allemaal terug naar hun geboortegebied, vandaar dat er het hele jaar krombekken langs de kust van Suriname worden gezien.”

Illegale jacht op kustvogels
Bekend is, dat in het Surinaamse kustgebied veel illegaal wordt gejaagd. Jagers weten dat ’s Lands Bosbeheer niet optimaal is bemand en dat er constant een gebrek is aan goed materieel.  In hoeverre is de regenwulp het slachtoffer van verboden jachtpraktijken? Arie Spaans blijkt ook hierover veel kennis in huis te hebben. Spaans: “Ja, de krombek was altijd een gewilde jachtbuit voor kustjagers. De soort is daarom lang als jachtwild aangemerkt, evenals de watersnip ofwel gras- of rijstsnip. Daar is met de wijziging van het Jachtbesluit in 2002 een einde aan gekomen. Vanaf die tijds zijn àlle snipsoorten beschermd, ook de krombek/regenwulp. Er wordt echter nog steeds illegaal op gejaagd. Inderdaad kampt LBB met een tekort aan materiaal en gasoline om voldoende  controles uit te voeren. Er loopt echter sinds 2006 een zogenoemd ‘conservation awareness project’ voor een betere bescherming van vogels in het kustgebied. De Stichting Vrienden van STINASU,waarvan ik voorzitter ben, heeft daarvoor vanaf 2006 met succes fondsen in Nederland geworven. Daardoor heeft Natuurbeheer van LBB extra jachtopzieners kunnen opleiden, extra boten en buitenboordmotoren en extra gasoline kunnen kopen. Er is daardoor wel enige verbetering in de situatie gekomen, maar er wordt nog steeds illegaal gejaagd op allerlei kustvogels. Daarnaast loopt er een educatieproject in de hoogste klassen van veel scholen van het gewoon lager onderwijs langs de kust in de districten. In het begin is de educatie gezamenlijk uitgevoerd door STINASU en Natuurbeheer, nu geheel door Natuurbeheer, een situatie die in de loop der tijd zo is gegroeid.”

Binnenkort zal de kleine Canadese Chinquapin ongetwijfeld weer ergens neerstrijken in het Surinaamse kustgebied om te overwinteren. Hopelijk blijft het vogeltje met gps-zender onopgemerkt voor de nog altijd actieve stropers en illegale jagersactiviteiten in de kuststrook van Suriname.

Geraadpleegde bronnen o.a.:
Bron foto’s: het Georgia Department of Natural Resources (www.gadnr.org)

Noot Kraaijer:
Het volledige artikel is op 21 september 2011 gepubliceerd op de Surinaamse nieuwswebsite NoSpang en op zaterdag 8 oktober 2011 in de rubriek Groen van de Nederlandse krant het Reformatorisch Dagblad.)