donderdag 1 november 2018

PRO: 'Afvoeren kiesgerechtigden in strijd met de Surinaamse Grondwet'

'OKB niet bevoegd om kiezers die afgelopen verkiezingen niet hebben gestemd geen oproepingskaart meer te sturen'


Onder de kop 'Vuil kiezersbestand beïnvloedt kiesdeler' is vorige week in De Ware Tijd een artikel verschenen waarin staat, dat het Onafhankelijk Kiesbureau (OKB) voorgoed wil kappen met het fenomeen ‘niet bestelde oproepingskaarten’. De maatregel zou volgens de OKB-voorzitster Jennifer van Dijk-Silos, zo staat in het artikel, inhouden dat '30.000 tot 40.000 kiesgerechtigden permanent van de kiezerslijst moeten worden afgevoerd.'. 

Deze maatregel, mocht die worden doorgevoerd, zal een strijdigheid opleveren met de Grondwet van Suriname. Suriname is een politieke democratie, wat inhoudt, zo staat in artikel 52 lid 2 van de Grondwet, dat het volk deelneemt aan algemene, vrije en geheime verkiezingen. Of een kiesgerechtigde gebruik maakt van zijn recht om te stemmen, is dus zijn vrije keus. In artikel 54 van de Grondwet staat daarom: 'De Staat is verplicht de kiesgerechtigden te registreren en voor deelname aan verkiezingen op te roepen.'. De gronden voor uitsluiting van kiesrecht, zijn limitatief opgesomd in artikel 58 van de Grondwet en inactief zijn geweest bij een eerdere verkiezing behoort daar niet toe. Het OKB is daarom niet bevoegd om kiezers die de afgelopen verkiezingen niet zouden hebben gestemd geen oproepingskaart meer te sturen. 

De maatregel is ook in strijd met artikel 2 lid 3 sub a van de Kiesregeling waarin staat: 'Het Kiesbureau ziet toe, dat elke kiezer, die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, ten minste drie dagen vóór de tot de stemming bepaalde dag, de in artikel 90 van deze wet voorgeschreven oproepingskaart ontvangt.'

De maatregel zoals aangekondigd, is verder ook in strijd met artikel 25 lid 1 van het Kiesbesluit waarin staat: 'De kiezer die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, overhandigt aan de voorzitter van het stembureau de oproepingskaart.' Hieruit volgt immers, dat een kiezer om te kunnen stemmen in het bezit moet zijn van een oproepingskaart. 

De OKB-voorzitster stelt voorts, dat het schrappen van kiesgerechtigden uit het kiezersbestand in het voordeel van kleine partijen zal werken. Wat ik ook in twijfel trek, onder meer gezien artikel 131 van de Kiesregeling de daadwerkelijke wijzen van zeteltoekenning nauwkeurig omschrijft. De maatregel zou immers juist als effect kunnen hebben dat de kiesgerechtigden die de afgelopen verkiezingen niet zijn gaan stemmen nu de mogelijkheid ontberen om op één van de nieuwe partijen hun stem uit te brengen.

Voorts is het tegenstrijdig om enerzijds te beweren, dat een maatregel gunstig kan zijn voor welke partij dan ook en anderzijds tegelijkertijd vol te houden, dat dezelfde maatregel niet van invloed kan zijn op de uitkomst van de verkiezingen. Haar volgende stelling dat het ministerie van Binnenlandse Zaken de door haar bedoelde beslissing mag nemen, is bovendien juridisch niet juist. Het afwijken van wettelijke bepalingen door de overheid kan alleen nadat die wettelijke bepalingen door de wetgever zijn gewijzigd. Bij eerdere verkiezingen heeft het Centraal Bureau voor Burgerzaken de kiezerslijsten ter inzage gelegd voor controle van gegevens door de burgers in de kiesdistricten zelf. Dit is een aanvaardbare methode om tot een correct kiezersbestand te komen. 

Ik teken hierbij aan, dat de door de OKB-voorzitter bedoelde maatregel, die indien ingevoerd invloed zal hebben op de algemene, vrije en geheime verkiezingen van 2020 en het resultaat ervan, niet op zichzelf staat. Zo heeft de door de huidige president geïnstalleerde Commissie Evaluatie Kiesstelsel (Commissie Wijdenbosch) in haar eindrapport d.d. 20 maart 2018 aan de president voorgesteld om artikel 7 van de Kiesregeling te wijzigen en wel zodanig dat er geen pré-electorale samenwerkingsverbanden meer zouden moeten kunnen worden toegestaan. En volgens deze commissie zou voor de wijziging van artikel 7 van de Kiesregeling een gewone meerderheid vereist zijn in DNA, wat inhoudt dat de wijziging reeds kan worden doorgevoerd indien 26 van de 51 DNA-leden vóór stemmen. Dit is volgens onze Grondwet juist verboden. 

Voor een wijziging van artikel 7 van de Kiesregeling is volgens onze Grondwet juist een 2/3e meerderheid in DNA vereist. Een meerderheid die de regerende partijen van de president in DNA thans niet kunnen opbrengen. Toezien op een algemene, vrije en geheime verkiezing is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle Surinamers. 

Als politieke partijen, hebben wij de bijkomende verantwoordelijkheid alert te blijven op iedere belemmering of beperking, die vooral de zittende regering en zij die hun werk met meer persoonlijke of partijloyaliteit lijken te willen doen, dan met trouw aan de Grondwet, proberen op te werpen in de koortsdroom langer aan regeermacht vast te houden dan de politieke realiteit zou legitimeren. 

De PRO roept bij dezen de regering in ieder geval op om maatregelen als voornoemd achterwege te laten zodat onze politieke democratie daadwerkelijk ten volle beleefd kan worden, alsook elke Surinamer om vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid erop toe te zien, dat wij in Suriname niet alleen algemene, vrije en geheime, maar vooral ook eerlijke verkiezingen mogen beleven. 

Paramaribo, 31 oktober 2018 
Partij voor Recht en Ontwikkeling, 
namens deze, 
Mr. G.R. Sewcharan, voorzitter

Geen opmerkingen:

Een reactie posten