Procureur-generaal mr. Roy Baidjnath zou schriftelijk hebben gereageerd op het verzoek van de Surinaamse Bankiersvereniging (SBV) om zijn mening te geven over de uitsluitingsclausule die de Centrale Bank van Surinamevwenst van de Surinaamse Bankiersvereniging. Hij merkt op, dat de handelingen van de verantwoordelijken bij de Centrale Bank van Suriname(CBvS), die geresulteerd hebben in de verdwijning van de kasreserve, terecht gekwalificeerd kunnen worden als wederrechtelijke onttrekking aan de handelsbanken, zo schrijft De West maandag 30 maart 2020.
Volgens een verklaring van de handelsbanken zouden ze maandenlang zijn misleid en ook nog verkeerd zijn geïnformeerd over het doel van de kasreserve die zij moesten opslaan bij de CBvS.
De procureur-generaal merkte verder op, dat de SBV in haar brief van 16 maart aanvoerde, dat de genoemde verantwoordelijken van de CBvS de wederrechtelijke onttrekkingen toegeven en dat de laatstgenoemde met de handelsbanken een overeenstemming wenst te bereiken, de terugbetaling. Dit alles is volgens de procureur-generaal voldoende om te concluderen, dat iedere uitsluiting van aansprakelijkheid (zowel civiel- als strafrechtelijk) van de CBvS, niet op wet is gebaseerd en derhalve als onwetmatig dient te worden beschouwd.
Bovendien kan volgens Baidjnath de CBvS geen dwang uitoefenen, om een dergelijke uitsluitingsclausule in de overeenkomst op te nemen c.q. te handhaven. Mocht de CBvS persisteren in haar houding, dan zal dit als maatschappelijk onbetamelijk kunnen worden aangemerkt.
De procureur-generaal geeft verder aan, dat indien de banken door de houding van de CBvS schade ondervinden, er zelfs een actie op grond van onrechtmatige daad kan volgen.
Baidjnath is van mening dat overwogen moet worden om een civielrechtelijke procedure op te starten bij de rechter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten