‘Lijn 7’ busrit in Paramaribo een avontuur
03 april 2011 Door: Paul Kraaijer
Paramaribo - Het is zes uur in de ochtend en ik sta langs een van Paramaribo’s bekende wegen te wachten op mijn bus. Ik moet naar het centrum van de stad. De Latourweg is nog rustig. Het is donker. Suriname is aan het ontwaken. Ik tuur de donkere ochtend in, speurend naar een eventueel naderende bus. Lijn zeven. Er nadert een bus. Is het een lijn zeven bus? De bus is vlakbij. Ik zie dat het mijn bus is, een lijn zeven, steek mijn hand op – terwijl de chauffeur net daarvoor kort claxoneerde (als chauffeurs iemand langs de weg zien staan, dan wordt er getoeterd: ‘let op, dit is lijn zeven’) -, de bus stopt , ik stap erin. De busjes hebben linksboven op de voorruit het lijnnummer vermeld en fraai beschilderd ook nog eens een zeven links- of rechts boven een koplamp. Op weg naar de eindhalte in het centrum.
Ik spreek over een bus, maar eigenlijk is de benaming busje beter. Klein, van Aziatische makelij, fraai en minder fraai voorzien van kleurrijke beschilderingen en stickers. Afbeeldingen op de busjes variëren van Jennifer Lopez tot Shakira en Bob Marley, van Malcom X tot George W. Bush en Indira Gandhi (de New York Times besteedde er zelfs op aandacht aan in een mooi artikel).
Busjes niet geschikt voor lange mensen
De stoeltjes in de bus zijn klein, smal. Ben je langer dan 1m90 dan wacht een moeilijke rit. Met je knieën strak tegen de rugleuning van het stoeltje voor je en je zit klemvast. De plek naast me is gelukkig nog leeg en blijft leeg. Het is vroeg en dan zitten de busjes nog niet propvol. Naast het stoeltje naast mij is een uitklapbaar zitje. Als alle stoelen in de bus bezet zijn, dan kunnen nieuw binnenkomende passagiers in het gangpaadje tussen de stoeltjes links en rechts (rechts zijn twee stoeltjes naast elkaar en links is één stoeltje) een zitje uitklappen. Je trekt het zitje naar je toe en klapt meteen een kleine rugleuning uit. Handig? Ja en nee. Ja, omdat het busje daardoor letterlijk kan worden volgepropt met passagiers. Nee, omdat wanneer iemand die achterin de bus zit deze wil verlaten, iedereen die op een klein klapzitje zit moet opstaan en het zitje moet inklappen zodat die passagier de bus uit kan. ’s Morgens in alle vroegte is dat niet nodig. Het busje zit nooit vol passagiers. ’s Middags is dat anders. Dan zijn de busjes vol, propvol. Dan is een rit nog moeilijker dan ’s morgensvroeg. Passagiers zitten gedwongen dicht tegen elkaar aan. Als je ‘pech’ hebt is de persoon die naast je komt zitten, een gezette marronvrouw of een nors ogende stevige hindoestaanse vrouw.
Toegelacht door Bollywood actrice
Bagage kun je niet kwijt. Op je schoot. Daar plaats ik ook mijn tas iedere ochtend. Ik schuif het raampje naast me open. De raampjes zijn eenvoudig open te schuiven door aan een kleine zwarte greep te trekken. Heerlijk, een frisse ochtendbries waait in mijn gezicht en compenseert een beetje de ellende die mijn knieën moeten doorstaan. Ik zit voorin de bus, tegenover de altijd openstaande deur. Daarop is veelal met de hand de ritprijs van één Surinaamse dollar en vijfentwintig cent geschreven. Er boven een afbeelding van een of andere exotische Bollywood actrice die je glimlachend aan kijkt, heel populair bij de vele buschauffeurs.
Geen manieren
De bus stopt vaak onderweg en niet alleen bij bushaltes. Eigenlijk kun je overal langs de weg staan en je hand opsteken. Ook al zie je tien meter verder ook iemand staan. De buschauffeur stopt gewoon weer. Niet echt een zuinige manier van rijden. Manier, manieren. Dat hebben vele chauffeurs niet. Vaak staat muziek hard aan. Vaak tref je een rokende chauffeur, een hand aan het stuur. Vaak stopt een chauffeur van lijn zeven’s morgensvroeg op een vaste locatie aan de Martin Luther Kingweg, de Highway. Daar stappen overdag veel passagiers in de busjes. De chauffeur stopt, ook al staat er niemand, en speurt naar links en naar rechts op zoek naar potentiële passagiers. Uit het schemer doemt een vrouwspersoon op. Ze is zeker nog vijftig meter van de bus verwijderd en ze moet de drukke Highway oversteken. De chauffeur claxoneert en ja hoor, de vrouw steekt een arm omhoog: ze wil inderdaad met deze bus mee. Alle passagiers moeten wachten op die ene dame, die echt niet harder gaat lopen. De chauffeur wil simpelweg gewoon zo veel mogelijk betalende passagiers en dat de al zittende passagiers dan moeten wachten en wellicht te laat op het werk komen, zal de chauffeur een zorg zijn. Manieren, fatsoen? Nee, dat ontbreekt bij veel – vooral jonge – chauffeurs.
De rit naar het centrum duurt een kwartier, ’s morgensvroeg. Geen files nog. Ook daarom stap ik vroeg in lijn zeven.
’s Middags stap ik in lijn zeven op de locatie waar lijn zeven ook haar eindhalte heeft. Meestal staan er een stuk of drie lijn zeven busjes achter elkaar. Als ik zie dat het eerste busje bijna helemaal vol zit, stap ik in het tweede busje in de rij. Rustig. Ik kan dan nog links op een stoeltje zitten gaan zitten waar geen stoeltje direct naast is. Door links te gaan zitten heb ik ook zicht op de weg waar ik het busje straks weer moet verlaten – de Latourweg - en dus goed kan zien wanneer ik op het knopje moet drukken, waardoor de chauffeur hoort dat hij moet stoppen.
Bus vertrekt pas als hij (bijna) vol is
Het is kwart voor vier in de middag en ik zit in een lijn zeven, klaar om te vertrekken, naar huis. Zoetjesaan stroomt het busje vol. Als het busje bijna helemaal vol is of helemaal vol vertrekt de chauffeur, niet eerder. Hij wacht, wacht. Minutenlang claxonerend om duidelijk te maken dat er nog mensen in kunnen. Een hulpje, zittend helemaal links voorin naast de chauffeur, schreeuwt naar buiten door het opengeschoven raampje, ‘Lijn zeven!, lijn zeven!’. Er komt nog iemand aangelopen die nog mee kan. Alle stoeltjes bezet en lijn zeven vertrekt. Het ene busje is netjes van binnen, het andere busje ziet er van binnen oud en afstands uit. Kapotte bekleding, kapotte ‘kozijntjes’ rond de raampjes; gehavend dus, de tand des tijds heeft zijn vernietigende werk uitstekend verricht en op geen enkele wijze is de moeite genomen om het interieur op te knappen.
Passagier ondergeschikte bron van inkomsten
De passagier is ondergeschikt, de passagier is slechts een bron van inkomsten. Klantvriendelijkheid is er nauwelijks. Chauffeurs lappen verkeersregels aan de laars. Is er een file?, dan maar over het fietspad of door de berm. Te druk, dan maar een weggetje binnendoor nemen en dus afwijken van de vaste route. ‘Boren’ wordt dat genoemd.
Lijn zeven is vol. Ik ben bijna op de Latourweg. Dat is ook bijna het eindpunt van lijn zeven. Het busje is aan het leeg lopen. Ik zie mijn herkenningspunt en druk op een willekeurig punt op het knopje. Een paar seconden later stopt het busje langs de weg. Geen bushalte hoor, nee, de chauffeur reageert op het door het knopje veroorzakte zoemertje en stopt binnen enkele seconden, ook al is het midden op de weg. Ik sta op. Bij de uitgang geef ik de chauffeur de ritprijs van één Surinaamse dollar en vijfentwintig cent. Gepast, dat hebben de chauffeurs graag. Ongeacht hoelang je in een lijn zeven zit, de ritprijs blijft hetzelfde.
Weer overleefd
Ik heb het weer overleefd. Mijn dagelijkse kwartiertje avontuur. Je weet immers nooit wat er allemaal gaat gebeuren. De ritjes zijn in ieder geval altijd levendig, klemzittend, zwetend, eigenlijk ben ik te lang voor die Aziatische busjes of zijn die busjes te klein? Morgen een nieuwe dag, morgen twee nieuwe avontuurlijke busritjes. In Suriname heeft alles z’n charme.
(Bron foto's: archief Kraaijer)
(Bron foto's: archief Kraaijer)