Bee: 'In tegenstelling tot hem krijg ik geen verwijten over wat ik gestudeerd
heb'
'Ik ga me niet op dat niveau begeven, ik val mensen nooit
persoonlijk aan'
In het parlement werd woensdagochtend 8 april 2020 de Wet Uitzonderingstoestand Covid-19 aangenomen door de Assemblee, na een 16 uur durende vergadering. President Desi Bouterse was weer eens niet aanwezig in ‘s lands vergaderzaal.
Voor oppositieparlementariërs was dit een probleem. Mahinder Jogi van de VHP-fractie en Marinus Bee van de ABOP-fractie vroegen aan parlementsvoorzitster Jennifer Geerlings-Simons om de president te vragen aanwezig te zijn in het parlement gezien de ernst van de zaak.
Vanuit de coalitie gaf NDP-fractievoorzitter Amzad Abdoel aan, dat de vicepresident, Ashwin Adhin, aanwezig was naast ministers. Dat was volgens hem voldoende representatie van de regering en de vergadering mocht normaal doorgaan.
Tijdens een punt van orde gaf Marinus Bee aan, dat 'mensen met ronde Nederlandse bewoordingen zaken aankaarten die niet juist zijn'. De regering wordt volgens artikel 116 van de Grondwet gevormd door de president, vicepresident en ministers.
Artikel 90 lid 2 stelt echter, dat de president verantwoording verschuldigd is aan het parlement. 'Ik hoop dat ik mijn kennis als jurist heb gedeeld met zij die dat niet hebben.'
Abdoel vroeg hierop om een zogenoemd persoonlijk feit en herhaalde artikel 116 voor het parlement. Volgens hem waren de aanwezigheid van Adhin en ministers voldoende. Abdoel noemde zijn collega-parlementariër een 'zogenaamde jurist'.
Reagerend hierop zegt Bee vandaag, donderdag 9 april 2020, in het Dagblad Suriname, dat Abdoel beneden niveau is gegaan. 'Ik ga niet op die niveau. In tegenstelling tot hem krijg ik geen verwijten over wat ik gestudeerd heb. Ik ga me niet op dat niveau begeven. Ik val mensen nooit persoonlijk aan. Dat is buiten mijn werkwijze en denkwijze.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten