Gevonden kinderen en dieren zijn halverwege de 15de eeuw geofferd in het Chimú-rijk
Meer dan 140 kinderen en
200 dieren werden rond 1450 in één keer geofferd in het huidige
Peru. Het offer was mogelijk een reactie op extreem slecht weer,
veroorzaakt door El Niño.
Een vondst van vele honderden kinderbotten aan de noordkust van Peru wijst op een grootschalig kinderoffer – het grootste uit de Zuid-Amerikaanse geschiedenis dat ooit is ontdekt. Archeologen groeven overblijfselen op van meer dan 140 kinderen en 200 jonge kameelachtigen, zoals lama’s, die halverwege de 15de eeuw werden geofferd in het Chimú-rijk. Dat langgerekte rijk in de Andes werd geplaagd door hevige regenbuien en overstromingen en mogelijk was het offer een poging daaraan een einde te maken.
De oorspronkelijke beschavingen van Amerika waren berucht om hun mensenoffers. Dat blijkt eens te meer uit een lugubere vondst. Een van de meest weerzinwekkende praktijken van de precolumbiaanse volkeren die de Nieuwe Wereld bewoonden vóór de komst van de Spanjaarden, was wel het kinderoffer. Historici vermoeden dat volkeren als de Inca’s en de Azteken mensen (en kinderen) offerden om de goden gunstig te stemmen en zo bijvoorbeeld een goede landbouwoogst te kunnen verzekeren of onheil af te weren. Soms werden er ook massaoffers uitgevoerd.
Peruaanse archeologen hebben de voorbije jaren de sporen blootgelegd van wat een van de grootschalige en meest moorddadige kinderoffers moet zijn geweest uit de precolumbiaanse tijd. In het noorden van Peru vonden ze een massagraf met de skeletten van meer dan 140 kinderen – jongens én meisjes, tussen 4 en 15 jaar oud op het moment van overlijden.
Inspectie van de borstbeenderen en ribben suggereert dat het hart van de kinderen werd verwijderd. Vermoedelijk vormde dit de kern van het offerritueel.
Het massagraf dateert van de tweede helft van de 15de eeuw, toen de Chimú de streek bewoonden – de overblijfselen van hun hoofdstad Chan Chan prijken trouwens op de werelderfgoedlijst van Unesco.
Het Chimú-rijk werd eind 15de eeuw veroverd door de Inca’s, die enkele decennia later op hun beurt de duimen moesten leggen tegen de conquistadores van Francisco Pizarro.
De archeologen vonden trouwens niet alleen botten van (mensen)kinderen, maar ook van een tweehonderdtal jonge lama’s en alpaca’s. Mogelijk had het massaoffer te maken met hevige watersnood en overstromingen, getuige de laag modder die de wetenschappers bovenop de lugubere inhoud van de grafplaats vonden.
(Suriname Mirror/spiegel.de/EOS wetenschap/De Morgen/PLOS)
Een vondst van vele honderden kinderbotten aan de noordkust van Peru wijst op een grootschalig kinderoffer – het grootste uit de Zuid-Amerikaanse geschiedenis dat ooit is ontdekt. Archeologen groeven overblijfselen op van meer dan 140 kinderen en 200 jonge kameelachtigen, zoals lama’s, die halverwege de 15de eeuw werden geofferd in het Chimú-rijk. Dat langgerekte rijk in de Andes werd geplaagd door hevige regenbuien en overstromingen en mogelijk was het offer een poging daaraan een einde te maken.
De oorspronkelijke beschavingen van Amerika waren berucht om hun mensenoffers. Dat blijkt eens te meer uit een lugubere vondst. Een van de meest weerzinwekkende praktijken van de precolumbiaanse volkeren die de Nieuwe Wereld bewoonden vóór de komst van de Spanjaarden, was wel het kinderoffer. Historici vermoeden dat volkeren als de Inca’s en de Azteken mensen (en kinderen) offerden om de goden gunstig te stemmen en zo bijvoorbeeld een goede landbouwoogst te kunnen verzekeren of onheil af te weren. Soms werden er ook massaoffers uitgevoerd.
Peruaanse archeologen hebben de voorbije jaren de sporen blootgelegd van wat een van de grootschalige en meest moorddadige kinderoffers moet zijn geweest uit de precolumbiaanse tijd. In het noorden van Peru vonden ze een massagraf met de skeletten van meer dan 140 kinderen – jongens én meisjes, tussen 4 en 15 jaar oud op het moment van overlijden.
Inspectie van de borstbeenderen en ribben suggereert dat het hart van de kinderen werd verwijderd. Vermoedelijk vormde dit de kern van het offerritueel.
Het massagraf dateert van de tweede helft van de 15de eeuw, toen de Chimú de streek bewoonden – de overblijfselen van hun hoofdstad Chan Chan prijken trouwens op de werelderfgoedlijst van Unesco.
Het Chimú-rijk werd eind 15de eeuw veroverd door de Inca’s, die enkele decennia later op hun beurt de duimen moesten leggen tegen de conquistadores van Francisco Pizarro.
De archeologen vonden trouwens niet alleen botten van (mensen)kinderen, maar ook van een tweehonderdtal jonge lama’s en alpaca’s. Mogelijk had het massaoffer te maken met hevige watersnood en overstromingen, getuige de laag modder die de wetenschappers bovenop de lugubere inhoud van de grafplaats vonden.
(Suriname Mirror/spiegel.de/EOS wetenschap/De Morgen/PLOS)