Ex-legerleider Desi Bouterse heeft volgens de Krijgsraad een cruciale rol gespeeld bij de voorbereiding om de 15 slachtoffers van 8 december 1982 van het leven te beroven. Dit onder het mom van het bezig zijn met het plegen van een coup om het militair gezag omver te werpen. Het draaiboek is samen met Roy Horb en Paul Bhagwandas zorgvuldig samengesteld. Bouterse heeft ook een wezenlijke bijdrage geleverd bij de uitvoering van het draaiboek.
De Krijgsraad oordeelde, dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf 'dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt'. De Krijgsraad acht de strafeis van de auditeur-militair passend en geboden.
Overeenkomstig de strafeis is Bouterse voor medeplegen van moord op vijftien personen veroordeeld tot 20 jaar celstraf.
Het 116-pagina's tellende vonnis is gisteren gepubliceerd, aldus Starnieuws vandaag, zaterdag 21 december 2019.
Uit het forensisch onderzoek na opgraving is gebleken, dat een groot deel van de verdachten vóór hun dood ernstig is mishandeld. Tevens heeft verdachte er niet voor geschroomd om zijn handelen als rechtvaardig te beschouwen, door kenbaar te maken dat de samenleving hem juist dankbaar zou moeten zijn dat hij onnodig bloedvergieten heeft voorkomen, middels het verijdelen van de zogenaamde coup die deze vermeende slachtoffers in zijn denkwereld met buitenlandse machten zouden plegen. Door te handelen zoals Bouterse heeft gedaan, heeft hij op grove wijze het hoogste rechtsgoed, te weten het recht op leven, geschonden.
'De dood van de vijftien slachtoffers heeft voor de nabestaanden tot op heden groot leed veroorzaakt en heeft grote delen in de samenleving tot op heden bezig gehouden. Brute afrekeningen zoals deze versterken verder gevoelens van vrees en onveiligheid in de samenleving als geheel. De strafwaardigheid van het feit is dan ook allerhoogst', stelt de Krijgsraad.
Bouterse had vanwege zijn machtige positie toentertijd ook kort na de gebeurtenis de bevoegdheid, alle middelen en diensten om de handelingen te plegen en zelf op te treden. Hij had hierdoor dus ook de bevoegdheid om degenen die als toen in het Fort Zeelandia aanwezig waren ter verantwoording op te roepen, een onderzoek naar het doodschieten op de slachtoffers te doen instellen en maatregelen tegen de verantwoordelijken voor het doodschieten te treffen, doch heeft hij dit zoals uit de diverse verklaringen van getuigen blijkt, nagelaten.
Bouterse heeft verklaard de politieke verantwoordelijkheid voor het doodschieten van de slachtoffers te willen dragen, doch is dit niet uit de hiervoor vermelde handelingen gebleken.
De feiten die met voldoende mate van zekerheid zijn vastgesteld, in onderling samenhang beschouwd en gelezen, brengen de Krijgsraad tot de slotsom dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met het oog op het doodschieten van de slachtoffers, welke zorgvuldig is voorbereid. Niets van de gebeurtenis heeft verdachte laten vastleggen.
Het mortuariumpersoneel mocht geen aantekening maken van de datum wanneer de lijken binnen zouden zijn gebracht. Verdachte heeft nimmer berouw getoond dan slechts aan te halen dat de slachtoffers tezamen met buitenlandse mogendheden bezig zouden zijn met subversieve activiteiten om de militaire regering omver te werpen, zonder enig verslag op welke wijze hij dat onderzoek zou hebben gepleegd.
Toentertijd was er in tegenstelling tot de huidige situatie geen internetverkeer en was er nog geen mobiel verkeer om contact te onderhouden met buitenlandse mogendheden. Om een buitenlands gesprek te kunnen voeren moest er zoals dat uit de verklaring van de toenmalige directeur blijkt, eerst een aanvraag hiervoor worden ingediend. Bouterse heeft tezamen met de overige leden die deel uitmaakten van de militaire top, Horb en Bhagwandas, het draaiboek uitgevoerd.
Uit de feiten en omstandigheden en hetgeen overigens in dit verband uit de bewijsmiddelen blijkt, leidt de Krijgsraad af dat verdachte een cruciale rol in het geheel heeft gespeeld bij het elimineren van de slachtoffers die overdracht van de regeermacht door de militairen eisten aan een burgerregering en hiervoor opkwamen, hetgeen hij als een grote struikelblok ervoer en de slachtoffers als coupplegers c.q. geweldplegers bestempelde.
Hij heeft niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, omdat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Tegen het verstekvonnis van de Krijgsraad is op 3 december verzet ingediend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten