De Nationale Assemblee is gistermiddag met 29 (algemene) stemmen ermee akkoord gegaan, dat ongeveer 50 ministers uit de periode van de staatsgreep (1980-1987) in aanmerking komen voor een pensioen. Op voorstel van de NDP-Assembleeleden Jennifer Geerlings-Simons en Amzad Abdoel is uit de 'Wet Financiële voorzieningen voor ministers en onder-ministers' de zin waarin deze functionarissen uitgesloten waren, geschrapt. Dit bericht Starnieuws vandaag, vrijdag 25 oktober 2019.
De NPS- en de VHP-fractie, die tegen het toekennen van deze voorziening aan de 'Revo-ministers' zijn, waren tijdens de stemming van de wet niet in de zaal.
Initiatiefneemster Geerlings-Simons merkte op, dat in 2015 voor de leden van de benoemde Assemblee en anderen die hun volle periode van vijf jaar niet afgerond hadden, wel de financiële voorziening is rechtgetrokken. Dit is met medewerking van alle fracties gedaan. Net als de ministers uit de Revo-periode was ook de toenmalige Nationale Assemblee niet op basis van de verkiezing in functie. Benadrukt werd, dat de ministers én de benoemde Assembleeleden hun werk hebben gedaan. De gewezen ministers zijn nu boven de zeventig jaar.
Minister Mike Noersalim van Binnenlandse Zaken antwoordde op vragen, dat het bij benadering gaat om ongeveer Srd 2.4 miljoen aan pensioen per jaar. Hij voerde aan, dat het gaat om recht trekken van een gelijkheidsbeginsel.
Commissievoorzitter Roché Hopkinson (NDP) stelde, dat op basis van rancune de gewezen ministers hun pensioen niet uitgekeerd hebben gekregen. Dit onrecht moet gecorrigeerd worden. In 1994 is de wet door De Nationale Assemblee bijgesteld, omdat de gewezen ministers een karig pensioen kregen. Toen is besloten dat alleen ministers die zijn aangesteld op basis van de verkiezingen recht hebben op een pensioen. 'Dit onrecht heeft erin geresulteerd dat een groep ex-ministers geen pensioen kon genieten', sprak Hopkinson. Hij voerde aan, dat het om een vergeldingsactie ging gericht tegen de ministers die gediend hebben tijdens de staatsgreep.
Mahinder Jogi (VHP), Marlon Budike en Patricia Etnel van de NPS stelden, dat in de periode van de staatsgreep er geen recht en wet heeft gegolden. Er was geen vrije meningsuiting en geen democratie. Mensen zijn vermoord en spoorloos verdwenen. Etnel benadrukte, dat in een democratische rechtsstaat zaken van een staatsgreep niet kunnen worden gerechtvaardigd. In die periode is er een ernstige vertrapping geweest van de democratie.
Geerlings-Simons antwoordde, dat het parlement in 1980 de militaire staatsgreep heeft gelegaliseerd en daarmee ook de regering van toen. Zij voerde aan dat er verschillende dingen zijn gebeurd in diverse periodes, 'maar, dat neemt niet weg dat mensen die hun werk gedaan hebben, geen recht hebben op een pensioen'.
Commissielid Carl Breeveld (DOE) is het enige oppositielid dat vóór de wet heeft gestemd. Hij zei, dat het gaat om het gelijkheidsbeginsel. 'Zaken zijn in orde gemaakt voor Assembleeleden. Dit moet ook gelden voor de uitvoerende macht.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten