Aandeelhouders achten op diverse gronden besluitvorming bij de Hakrinbank nietig
Een aantal aandeelhouders van de Hakrinbank eist dat met onmiddellijke ingang ervoor gezorgd wordt, dat de Staat Suriname geen zeggenschap meer uitoefent in de besluitvorming in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van de bank en daarbuiten.
Ook moeten directie en Raad van Commissarissen (RvC) bij de bank ervoor zorgen dat nog niet uitgevoerde besluiten, waarin de Staat onrechtmatig zeggenschap heeft gehad, worden aangehouden totdat daarover op rechtsgeldige wijze opnieuw is beslist.
Gevreesd wordt dat door besluiten die momenteel genomen worden, de Hakrinbank en haar aandeelhouders schade zouden kunnen lijden.
Dat staat in een sommatie die de verontruste aandeelhouders maandag per deurwaardersexploot naar de directie en RVC hebben gestuurd, aldus de Ware Tijd woensdag 31 juli 2019.
Indien aan de sommatie geen gehoor wordt gegeven zullen gerechtelijke stappen tegen de leiding van de bank en/of individuele personen worden genomen.
In de sommatie worden diverse verwijten gemaakt.
Zo wordt gesteld, dat een niet eerder aangekondigde riskante deelneming van Hakrinbank 'in het aandelenkapitaal van de structureel verlieslatende De Surinaamse Bank' werd geïnitieerd. Deze deelneming heeft volgens de aandeelhouders ertoe geleid, dat de BIS-ratio van Hakrinbank sterk is gedaald, waardoor er over het boekjaar 2018 geen dividend kan worden uitgekeerd aan aandeelhouders en de bank genoodzaakt is om 'onder riskante marktomstandigheden een emissie te plaatsen om haar vermogenspositie weer op te krikken'.
Met de aankondiging dat in overleg met de Staat is besloten de Hakrinbank te fuseren met de 'structureel verlieslatende' DSB dreigt de Hakrinbank hetzelfde lot beschoren te zijn als DSB, wordt gevreesd. De kans is volgens de aandeelhouders groot, dat ze bij die situatie 'ernstig verlies' zullen lijden. Daarom wordt geëist, dat de invloed van de Staat in de bank onmiddellijk wordt teruggebracht.
De aandeelhouders stellen, dat de Staat (51 procent) en Staatsolie (6.26 procent) tegen de wet Toezicht Kredietwezen (2011) hun aandelenportefeuille niet hebben afgebouwd. Beide aandeelhouders hebben pas in 2016, ver buiten de wettelijke toegestane periode, een aanvraag ingediend om hun huidig aandelenpakket te behouden. De aanvraag had uiterlijk 23 februari 2012 moeten zijn gedaan.
Voorts hadden de Staat en Staatsolie uiterlijk 23 november 2014 hun aandelenpakket moeten afbouwen omdat ze hun aanvraag niet binnen de wettelijk vastgestelde periode hadden gedaan. Toch werden hun aanvragen in 2016 door de Centrale Bank van Suriname gehonoreerd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat binnen twee jaar het aandelenportefeuille diende te worden afgebouwd.
De overtollige aandelen zijn tot heden niet afgestoten. De Staat zou volgens die bepaling maximaal 20 procent aandelen in bezit mogen hebben.
De verontruste aandeelhouders zijn van mening, dat op grond van voornoemde feiten de besluitvorming bij de Hakrinbank nietig is, omdat de Staat op grond van de wet niet bevoegd is om als aandeelhouder enige zeggenschap uit te oefenen in de bank.
Ze concluderen, dat directie en RvC hun rechtsplicht jegens aandeelhouders verzaken en 'bewust' het risico scheppen dat de reputatie van Hakrinbank als 'solide, onafhankelijke en betrouwbare bank in onze samenleving ernstig in gedrang komt'.
Hierdoor dreigt de winstgevendheid van de bank schade op te lopen waardoor regelmatige uitkering van dividend niet langer is verzekerd.
Ook bemoeit de minister van Financiën zich buiten de AVA met de invulling van het directieteam van de bank 'door druk uit oefenen op de Raad van Commissarissen om het dienstverband met de voormalige algemeen directeur te beëindigen'. Deze kwestie zou volgens hun in strijd zijn met afspraken die eerder in de AVA waren gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten