Regering bevestigt dat 'bevroren verhoging' wordt uitbetaald
De regering stelt in reactie op volgens haar niet geverifieerde berichtgeving, dat de
geldelijke voorzieningen de president, de vicepresident, de
ministers en onderministers overeenkomstig de betrekkelijke
bepalingen van de Grondwet bij wet geregeld zijn.
De regering informeert
verder zaterdagavond 20 juni 2020 via het Nationaal Informatie Instituut, dat zij heeft besloten, conform Resolutie van 28 september 2018,
no. 10.451/18., SB No.89, houdende vaststelling nieuwe
Bezoldigingsreeks, te rekenen van 1 januari 2017, voor landsdienaren en
met hen gelijkgestelden, de over 1 januari 2017 tot en met augustus 2018 te
betalen TWK (terugwerkende kracht) alsook de achterstallige verhoging van 25%, alsnog toe te
kennen en als zodanig uit te betalen.
De president had op de leden van de regering het beroep gedaan om de financiële voorzieningen vooralsnog
niet te effectueren, ondanks het bestaan van de aanspraak op aanpassing
van het inkomen op de voet van de betrekkelijke regelgeving. De regering
heeft onder de omstandigheden van het moment toen meegewerkt aan de
verhoging van de bezoldiging van de Rechtelijke Macht, de Rekenkamer, de
Nationale Assemblee en andere Staatsorganen.
'Vastgesteld moet worden, dat de regering in niet ondergeschikte
positie figureert in ons democratisch bestel, waarbij de relatie tussen
de in de Grondwet genoemde machten wordt beheerst door de trias
politica. Een relatie die ook tot uitdrukking komt door op verschillende
punten overeenkomende financiële voorzieningen. Deze relatie is onder
druk komen te verkeren door de achterstand in het inkomen van de
uitvoerende macht in vergelijking met de inkomensstructuur bij de
Rechterlijke Macht en de Nationale Assemblee.'
Dit verschil werd door de regering zo lang als mogelijk aanvaard, doch het was onvermijdelijk dat
zonder wetswijziging ter zake er op een gegeven moment uitvoering moest
worden gegeven aan de wetten met betrekking tot de financiële voorzieningen ten behoeve van
de leden van de regering.
De overwegingen die hebben geleid tot dit besluit zijn onder andere:
1. De wettelijke regelingen i.c.
– Wet Financiële Voorzieningen President en Vice-President S.B. 1988 no. 55, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 1994 no. 79.
– Wet Financiële Voorzieningen Ministers en Onder-Ministers S.B. 1988 no. 58, zoals laatstelijk gewijzgd bij S.B. 1994 no.78.
2. In de afgelopen periode zijn evenwel voor diverse Staatsorganen
alsook het Hoge College van Staat de bezoldiging en toelagen wel
aangepast.
3. Dat de punten 1. en 2. doorslaggevend zijn geweest bij het alsnog
wettelijk doen toekennen van de rechtens daarop aanspraak makende
Financiële voorzieningen voor Regeringslieden.
Ten overvloede wordt benadrukt, dat betrokkenen rechtens aanspraak
maken op de eerder toegekende verhoging, via de eerder genoemde wetgeving,
welke zonder enige wettelijke grondslag tot op heden niet is
uitbetaald.
Ook wenst de regering verder te benadrukken, dat de in de media
verschenen bedragen niet volkomen juiste berekeningen betreffen, en dus
door leden van het kabinet voor het eerst onder ogen zijn gezien.
De
afhandeling van deze aangelegenheid dient verder te geschieden over de
relevante periode, conform alle geldende wettelijke, administratieve en
comptabele procedures en regelingen. Zoals verder het geval is bij de
uitbetaling van de schadeloosstelling, zal ook hier de belasting premie
van toepassing zijn.
In september 2018
had president Desi Bouterse meegedeel, dat de verhoging bevroren zou
worden. Er zou een wet worden voorbereid opdat de gelden niet zouden
worden uitbetaald. Hier is echter geen werk van gemaakt, aldus Starnieuws zondag 21 juni 2020.
Bouterse zei.
dat de regering solidair
moest zijn met de werkers aan de onderste treden van de ladder. De
president merkte twee jaar geleden op dat hij 'ooit gezegd heeft dat hij
niet gelooft in de duivel, tot hij geld tegenkwam. Mensen raken de
richting kwijt als het om geld gaat. Zij willen hun geld.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten