(Bron foto: investigativereportingprogram.com) |
In het Caribisch gebied doen media of journalisten nog veel aan zelfcensuur. Zij verrichten onvoldoende diepgravend werk om niet in problemen te komen met overheden en andere groepen die niet gediend zijn van transparantie. Dat is een mogelijke verklaring voor de hoge notering van Caribische landen op de internationale persvrijheidsindex, zo bleek donderdagavond op Jamaica bij de officiële lancering van het Caribbean Investigative Journalism Network (CIJN), aldus vandaag, zaterdag 7 december 2019, Ivan Cairo in de Ware Tijd.
Overigens, Cairo gaat in zijn artikel niet in op de vraag hoe het in Suriname is gesteld met onderzoeksjournalistiek, zo die er zou zijn.... Hij wordt daarenboven wel aangemerkt als 'staff'-'our' journalist bij het CIJN..., maar of hij werkelijk als onderzoeksjournalist kan worden aangemerkt valt vooralsnog te betwijfelen, zijn artikelen onder de loep nemende...:
Ivan Cairo
'As
a journalist he travelled extensively throughout the Caribbean and
South-America, French-Guiana, USA, Mexico, Taiwan and China covering
mostly political issues including various Summits of the Americas,
Caricom Summits, UN Climate Summit and other events. He also reports on a
regular basis on crime issues including drug trafficking, money
laundering and human rights.
He is a former president of the Surinamese Association of Journalists
and attended numerous journalism training workshops and events in
Suriname, the Caribbean and the USA and did a course in Financial and
Business News Reporting at Reuters in London in 2012. He is also one of
the founding fathers of the Association of Caribbean Media Workers.
Ivan Cairo joined ‘de Ware Tijd’ newspaper in February 2002 and he is
also a correspondent for several regional magazines, newspapers and news
agencies in Guyana, Barbados and St. Vincent & the Grenadines. In
August 2014 he won the Journalism Award 2014 and published his first
novel, ‘Fatale Zonden’, in November 2014. In 2018 he won the Award for
Journalism organized by the Center for Communications and Public
Relations.'
Tegelijkertijd werd ook de website van de organisatie in gebruik genomen waarop de eerste producties zijn gepubliceerd.
Journalisten uit tien Caribische landen, waaronder Suriname en de Verenigde Staten (?), hebben de afgelopen zes maanden onderzoek gedaan en aan projecten gewerkt die variëren van investeringen van China in de regio en mensenhandel tot aan de trek van jongeren van het Caribisch gebied die naar Syrië en Irak om zich aan te sluiten bij de terreurorganisatie Islamitische Staat.
Voorafgaand aan de lancering van het netwerk en de publicatie van de producties zijn de afgelopen maanden in verschillende landen werkbesprekingen en workshops gehouden. Niet overal was het onderzoek zonder gevaar en uitdagingen. In Guyana werd een fotograaf van het journalistenteam dat onderzoek deed naar mensenhandel achternagezeten door mannen die gewapend waren met houwers. Ondanks de dreiging slaagde zij erin de foto's die nodig waren voor de artikelen te schieten.
Het initiatief voor de oprichting van CIJN kwam van de Trinidadiaanse journaliste Kiran Maharaj, ondersteund door landgenoot Wesley Gibbings en veteraan-journalist Julian Rogers. CIJN wordt de onderzoekspoot van het Media Institute of the Caribbean, waarvan Rogers directeur is en Maharaj bestuursvoorzitter. Het streven van het netwerk is 'om een ruimte voor onze Caribische regio te creëren op de wereldwijde kaart van kwalitatieve onderzoeksreportages', zegt Maharaj.
'We hebben geweldige onderzoeksjournalisten en anderen met echte potentie, maar in kleine eilandstaten worden we beproefd door de beperkingen van gebrek aan middelen en constante angst dat onze identiteit bekend zal worden en ons leven in gevaar zal worden gebracht', stelde Maharaj. 'Door de jaren heen hebben journalisten en mediahuizen hun verhalen over zelfcensuur gedeeld. Hoog op de persvrijheidsindex staan kan heel goed het gevolg zijn van zelfcensuur of gebrek aan onderzoeksverslaggeving.'
Maharaj merkte verder op, dat CIJN als non-profitnetwerk het mogelijk zal maken om 'de baanbrekende verhalen van onze regio door ons te laten vertellen'. 'We zijn misschien klein in aantal, maar we doen er wel toe. Dit is ons thuis en hier ligt ons hart. We verdienen het om onze verhalen waarheidsgetrouw, verantwoordelijk en zonder angst te vertellen. Hoe leren we van het verleden om te ontdekken welke fouten niet mogen worden herhaald als we niet weten wat er is gebeurd? Hoe zullen we de kwaliteit van het leven verbeteren als de waarheid voortdurend wordt begraven? We zijn het aan onszelf en onze toekomstige generaties verschuldigd om het te weten.'
Maharaj zei ook, dat de projecten die de afgelopen maanden zijn uitgevoerd hebben blootgelegd, dat er een noodzaak is aan data, betere registratie van openbare gegevens en statistieken en gemakkelijke toegang tot informatie. 'Laten we stoppen met het vegen van de kankerachtige problemen onder het tapijt, omdat ze voortwoekeren en ons zullen vernietigen', benadrukte ze.
De lancering van het netwerk is volgens Rogers het bewijs dat Caribische journalisten in staat zijn kwalitatief hoogstaande journalistieke producties neer te zetten. Hij typeert het netwerk als een historisch partnerschap tussen journalisten dat te vergelijken is met het team dat de spraakmakende Panama Papers heeft geproduceerd. Hij is ervan overtuigd, dat de verhalen die geproduceerd zijn zullen worden opgepakt door de internationale pers en dat ze de toets der kritiek zullen doorstaan.
Hij hoopt dat de journalisten die aan de projecten hebben gewerkt alvast in de regio de erkenning krijgen die ze verdienen - en niet pas wanneer ze erkenning van buiten de regio hebben gekregen. 'Vaak zien we pas hoe geweldig onze dingen zijn, wanneer dat van buitenaf wordt vastgesteld, maar we zijn zelf deel van de internationale gemeenschap. Elke waardering die we krijgen is belangrijk voor ons.'
(Suriname Mirror/de Ware Tijd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten