Het Openbaar Ministerie (OM) handhaafde gisteren de strafeis van 25 jaar voor de verdachten C.R. en S.B. in de KFC-moordzaak. De verdachten is tezamen en in vereniging, gekwalificeerde doodslag en poging tot gekwalificeerde diefstal ten laste gelegd. Marjorie Williams (55), die werkzaam was bij KFC, werd in juli 2017 vermoord. Dit bericht Starnieuws vandaag, vrijdag 5 april 2019.
Maureen Nibte, advocate van R., had aangevoerd dat haar cliënte een waterdicht alibi heeft. De verdachte zette haar zoon af op school. De gemaskerde persoon op de camerabeelden was om 7.18 uur ter plekke en verliet het pand om 7.38 uur. Volgens de advocate kon dit onmogelijk zijn geweest voor R., aangezien zij om 8.30 uur terug ging naar haar zoon om drank voor hem te brengen. Als zij het pand van KFC om 7.38 uur zou hebben verlaten, kon zij onmogelijk om 8.30 uur op de school van haar zoon zijn. Nibte merkte op, dat de onderzochte spullen geen DNA van de verdachte hadden. De politie vergeleek een aangetroffen vingerspoor met dat van R. en trok daarbij de conclusie dat dit spoor grotendeels overeenkwam met die van haar. Deze manier van werken van de politie keurt de raadsvrouwe af.
Zij voerde verder aan, dat ze de verklaringen van de bewaker inconsistent vindt. In eerste instantie had hij aangegeven, dat slechts het slachtoffer via de hoofdingang het pand had betreden. Vervolgens zei de man, dat hij het slachtoffer niet had zien binnenkomen, maar R. wel. Volgens de advocate heeft de politie andere scenario’s nagelaten om te onderzoeken. Ze hebben, na de bekentenis van R., aangenomen dat zij de dader was.
Bij de playground in het pand werden ketchupzakjes, rietjes en papier aangetroffen. Deze spullen zijn nooit onderzocht. De openbare aanklager deelde de mening van de advocate over het hebben van een waterdicht alibi niet en voerde aan dat deze verdachte zelf verklaringen had afgelegd tijdens het vooronderzoek. Vervolgens heeft ze ook aanwijzingen gedaan.
De verklaringen van R. vinden ondersteuning in het beeldmateriaal dat veilig gesteld is. Verder hebben de verklaringen van de medeverdachte B. ondersteuning in die van R. Er werd een gezamenlijk plan gemaakt om het feit te plegen en de rolverdeling was duidelijk. Volgens Bruining is er sprake van dubbele opzet: opzet tot samenwerking én tot het plegen van het strafbare feit.
Op 2 mei zal deze zaak verder behandeld worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten