woensdag 13 mei 2020

Fractie NDP biedt Amnestiewet voor toetsing aan Constitutioneel Hof aan

Abdoel (NDP): 'Rechterlijke macht meet zich vaak bevoegdheid toe om op stoel Constitutioneel Hof te gaan zitten'


De fractieleider van de NDP, Abdoel Amzad, heeft samen met Assembleelid Ruchsana Ilahibaks vanmorgen, woensdag 13 mei 2020, de Amnestiewet voor toetsing aangeboden aan het Constitutioneel Hof (CHof). Het verzoek houdt in toetsing van deze wet aan de Grondwet van de Republiek Suriname en/of enige volkenrechtelijke overeenkomst, zo schrijft Starnieuws. 

Er is een aantal overwegingen geponeerd op basis waarvan een concrete rechtsvraag is gesteld of deze wet is strijd is met de Grondwet van Suriname en andere verdragen. Het verzoek is ingediend door zeven NDP-leden van het parlement namelijk Amzad Abdoel, Rossellie Cotino, Oesman Wangsabesari, Jennifer Vreedzaam, Ruchsana Ilahibaks, Grace Watamaleo en Daniella Sumter.

'Als fractieleider heb ik gemerkt, dat de rechterlijke macht zich vaker de bevoegdheid heeft toegemeten om op de stoel van CHof te gaan zitten en grondwettelijke rechten die toegekend zijn aan dit Hof zich toe te eigenen. Ook is het recht van De Nationale Assemblee om amnestie te verlenen ter zijde gelegd', beweert Abdoel.

Recent is dit volgens Abdoel ook nog gebeurd bij de opschorting van de rechtskracht van de Wet Valutaverkeer. 'Ik kreeg weer het gevoel dat de rechterlijk macht op de stoel probeerde te zitten van De Nationale Assemblee en van het Constitutioneel Hof. Dit is aanleiding geweest voor ons om deze wet voor toetsing aan te bieden.' 

De NDP-fractie is altijd van mening geweest. dat de Amnestiewet van kracht is en dat de Krijgsraad de bevoegdheid niet heeft om de wet te toetsen. 'Laat het  Constitutioneel Hof zijn werk nu eindelijk doen', stelt Abdoel.

NDP-fractie wijst vordering van procureur-generaal inzake Hoefdraad af

'Vordering geen weerspiegeling van de vele reeds afgelegde verklaringen'


'Bij de bestudering van het verzoek van de procureur-generaal mr. Baidjnath Panday door de NDP-fractie, in samenhang bekeken met de 11 punten tellende verwijten waarvan de betreffende politieke ambtsdrager wordt verdacht en vervolgens afgezet tegen het verweer van de minister van Financiën, zijn wij als fractie tot de conclusie gekomen dat het verzoek van de procureur-generaal zowel formele, alsook feitelijke onvolkomenheden bevat, waardoor niet anders kan worden geconcludeerd, dan dat hetgeen de procureur-generaal als een korte feitelijke omschrijving van het misdrijf dan wel de misdrijven heeft doen optekenen niet de lading van aangehaalde strafrechtelijke bepalingen dekt. 

Verder kan uit de vordering van de procureur-generaal, als uit het verweer van de minister worden geconcludeerd, dat de procureur-generaal in de door hem gehanteerde beschrijving bestemd om de Assemblee te informeren onvolledig is geweest, niet of niet geheel juist is geweest, althans dat de door de procureur-generaal gehanteerde beschrijving geen weerspiegeling is van de vele reeds afgelegde verklaringen. 

Het staat derhalve voor de Assemblee vast, dat de procureur-generaal een uiterst onvolledige, eenzijdige en bevooroordeelde onderbouwing van diens vordering heeft ingediend. 

Een dergelijke onvolledige en eenzijdige toelichting van het Openbaar ministerie zal en kan nimmer een zwaarwichtig besluit, als dat van het in staat van beschuldiging doen stellen, kunnen uitlokken. Conform Art. 140 van de Grondwet hebben wij de belangen van strafvordering ten aanzien van ambtsdragers afgewogen tegen het algemeen belang en heeft de fractie besloten het verzoek van de procureur-generaal geen weerspiegeling is van de vele reeds afgelegde verklaringen (bij het Hof van Justitie mr. R. Baidjnath Panday de dato 23 april 2020 strekkende tot het in staat van beschuldiging stellen van de heer Hoefdraad, Gillmore André, zijnde minister van Financiën overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 lid 1 e.v. van de Wet in Staat Van Beschuldigingstelling en Vervolging Politieke Ambtsdragers) af te wijzen.'